web analytics
Archive for the "kidsKINDERGEDICHTEN" Category

ZET JE HART MAAR OPEN

Zet je hart maar open
de Koning komt er aan
trek je beste kleren aan
kom, laten we gaan….!

Een Koning geboren in een arme stal
geen hemelbed of een gouden kroon
maar een voederbak
voor Jezus, Gods eigen Zoon.

Hij wil geen geld, zilver of goud
het enige dat Hij van je vraagt
is een plaatsje in jouw hart
dat wil Jezus ontzettend graag.

Open de deur van je hart maar voor Hem
en geef Jezus de plaats, die Hij verdient
daar word je blij van en ben je nooit meer alleen
want dan heb je altijd een Vriend.

WIE MAAKTE ALLES?

Wie maakte alle bloemen
de zee en ook het strand
de vissen en de vogels
het koren op het land?

God de Vader in de Hemel
maakte al dat moois voor jou
de bergen en de dalen
de luchten hemelsblauw.

De grote sterke olifant
het miertje oh zo klein
maar het mooiste dat God maakte
Hij maakte jou en mij.

God houdt veel van Zijn kinderen
want dat ben jij van Hem
je mag Hem Papa noemen
omdat Hij jou zo heel goed kent.

Wij mogen voor Gods aarde zorgen
en voor alles dat er groeit en bloeit
en heel veel houden van elkaar
want zo heeft God deze wereld bedoeld.

Waarom?

Posted by: Cobiin kidsJezus, kidsKINDERGEDICHTEN
17
feb

WAAROM?

Soms dan heb ik zo veel vragen
waar kom ik toch vandaan?
Wie is Jezus, waarom wil Hij m’n Vriend zijn
heeft God altijd al bestaan?

Waarom is er kwaad in deze wereld
en soms zo veel verdriet
en ook mooie en goede dingen
waarom vergeet God mij niet?

Waarom ben ik zo kostbaar
en een Parel in Gods Hand
waarom mag ik zeker weten
ik ben veilig in Zijn Hand?

Kom en wandel door deze website
misschien dat je het antwoord vindt
ook jij mag Iemand leren kennen
Zijn naam is Jezus, Hij is jouw Vriend!

Kerstfeest

Posted by: Cobiin kidsKerst, kidsKINDERGEDICHTEN
17
feb

KERSTFEEST

We gaan kerstfeest vieren
met slingers en een boom.
maar waar het echt om gaat
is het Kindje in de kribbe
Gods eigen Zoon.

Hij kwam als mens op aarde
voor jou en ook voor mij.
als je naar dat Kindje kijkt
word je o zo blij.

Hij wil ook in jouw hartje wonen
en altijd bij je zijn.
Hij houdt van alle mensen
en van alle kinderen
groot en klein.

Je hoeft niet bang te zijn
Hij laat je nooit alleen.
Hij helpt je leren en spelen
en Hij is altijd om je heen.

Jezus werd geboren in een arme stal.
laat Hem maar in jouw hartje wonen,
zodat jouw lichtje
voor altijd branden zal.

ZACHARIAS EN ELISABETH

In de bergen van Juda woonden 2 oude mensen, Zacharias en Elisabeth. Het was altijd stil gebleven in hun huisje, want God had hun gebed om een kindje te krijgen, nooit verhoord.
Daar hadden ze veel verdriet om gehad. Maar nu waren ze te oud om nog kinderen te krijgen en ze baden er al lang niet meer om.
Zacharias was priester, hij vertelde de mensen van God. Hij mocht in de tempel, het huis van God, de offers brengen die de mensen meebrachten.
De offers, die zij mee brachten waren dieren, die geslacht werden en daarna als een brandoffer aan God werden gegeven. De rook steeg op naar de hemel en daarmee wilden de mensen
zeggen, wij houden van U Here God, wij hebben spijt van alle verkeerde dingen, die we hebben gedaan, wilt U onze zonden vergeven?
Dat gebeurde allemaal in de voorhof van de tempel.

Maar ook in de tempel, in het Heilige, moest een offer worden gebracht.
Eén keer in het jaar werd er een priester uitgekozen die het Heiligdom van de tempel binnen mocht gaan en daar een heerlijk ruikend reukoffer mocht brengen van het hele volk, voor God.
Dat was een hele bijzonder gebeurtenis, niemand mocht zo maar in het Heiligdom komen, alleen één keer in het jaar die ene priester, die daarvoor uitgekozen was
Alle mensen verzamelden zich dan buiten op het plein voor de tempel om te wachten tot de priester weer naar buiten kwam, nadat hij het reukoffer gebracht had voor de Here God. Hij
zegende dan al die mensen buiten op het plein, namens de Here God.

Dit jaar was het lot gevallen op Zacharias, hij mocht het jaarlijkse reukoffer brengen in de tempel, namens heel het volk voor de Here God. Zacharias was daar heel blij om, want dit was
een hele bijzondere gebeurtenis.
Hij was ’s morgens al vroeg vertrokken op weg naar Jeruzalem, waar de tempel stond en zijn vrouw Elisabeth had hem uitgezwaaid.
Hij droeg een mooi wit, priesterkleed. Alleen zo mocht hij het Heiligdom binnengaan.
Heel eerbiedig verrichtte Zacharias de handelingen die nodig waren om het reukoffer aan te
bieden aan God. Het rook heerlijk, want het waren hele bijzondere, heerlijk ruikende kruiden en de geur steeg op naar de hemel.
Zacharias was helemaal alleen in het Heiligdom en voelde zich heel dicht bij God. Hij bad voor al die mensen buiten op het plein.

Maar plotseling was hij niet alleen meer, hij zag een fel licht en schrok vreselijk.
“Je hoeft niet bang te zijn, Zacharias”, klonk een vriendelijke stem. “De gebeden van jou en Elisabeth zijn verhoord. Jullie zullen een kindje krijgen en zijn naam zal Johannes zijn.
Het zal een heel bijzonder kindje zijn, want het zal mogen vertellen aan iedereen dat de Redder, de Messias, die God al zo lang geleden heeft beloofd, geboren zal worden.
Hij zal de mensen leren om God lief te hebben en te leven zoals Hij het wil. Dat zal de taak zijn van jullie zoon.”
“Een kindje?”stamelde Zacharias, dat kon toch niet, wij zijn daar al veel te oud voor, wij kunnen geen kinderen meer krijgen”.
Zacharias kon het niet geloven en hij vroeg de engel: “Waaraan zal ik kunnen weten, dat dit waar is, dat wij echt een kindje zullen krijgen?”
“Ik ben de engel Gabriël en ik woon bij God in de hemel. God heeft mij gezonden om dit blijde nieuws te mogen vertellen. Vanaf nu zul je niet meer kunnen praten, totdat alles gebeurd is, wat ik je heb verteld”.
Toen was de engel verdwenen.
Zacharias was heel stil geworden en wilde snel naar huis om het mooie nieuws aan Elisabeth te vertellen.
Maar eerst moest hij naar buiten om de mensen op het plein voor de tempel, de zegen van God te geven.
Hij liep naar buiten, waar de mensen al vol ongeduld op hem wachtten, en hij spreidde zijn handen uit om de mensen te zegenen, maar hij kon niet praten, er kwam geen woord over zijn
lippen.
De mensen zagen wel aan Zacharias dat er iets heel bijzonders was gebeurd in de tempel, Hij zag er zo blij uit, hij straalde helemaal. Ze begrepen er niets van, want hij kon het niet vertellen.

Toen ging Zacharias naar huis en schreef alles wat hij had meegemaakt in de tempel op een lei, zodat Elisabeth kon lezen wat er allemaal gebeurd was.
God had hun gebed verhoord en stil en gelukkig telden ze de maanden af totdat Johannes geboren zou worden.

Nog geen jaar later klonk er babygehuil in het huisje van Zacharias en Elisabeth.
Johannes was geboren, oh wat waren de trotse ouders blij met hun pasgeboren zoon. Heel de buurt kwam naar hem kijken en op de 8e dag waren ze allemaal bij elkaar, want dan zou de
vader hem een naam geven, dat was zo de gewoonte in die tijd.
Iedereen dacht dat het kindje wel Zacharias zou heten naar z’n vader, maar Zacharias schreef op de lei: Johannes is zijn naam.
Johannes? De mensen begrepen er niets van en op dat moment leek het wel of de mond van Zacharias werd geopend, hij kon weer spreken en hij vertelde alles wat er gebeurd was in de
tempel en wat de engel allemaal had gezegd. Dat Johannes een heel bijzonder kindje was en een heel mooi werk zou mogen verrichten als hij groter werd. Hij zou de komst mogen
aankondigen van de Redder, de Messias, die God al zo lang geleden beloofd had.
Hij jubelde en zong een mooi lied tot eer van God om Hem te danken voor dit wonder.

De mensen waren allemaal heel stil geworden. Ze verlangden zo naar de Redder die God al heel lang geleden had beloofd. Zou het nu toch echt gaan gebeuren?
Ze voelden zich helemaal blij worden van binnen, want ze wisten dat ze allemaal deze Redder nodig hadden om weer blij en gelukkig te worden.

Ook wij hebben deze Redder nodig en misschien weet je al dat dit Jezus is, de Zoon van God.
Hij maakt mensen en kinderen weer blij en gelukkig als Hij in jouw hartje mag komen wonen.
Als het kerstfeest is dan denken wij aan Zijn geboorte, want dan is het feest voor jou en voor mij.
Daar vertel ik de volgende keer meer over.

HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS

In Kapernaüm, een stad dicht bij de zee, woonde een vader en een moeder met hun dochtertje van ongeveer 12 jaar oud. Het was een gelukkig gezinnetje en ze hielden veel van elkaar.
Maar er was iets vreselijks gebeurd, want het meisje was heel erg ziek geworden. Ze kon niet meer lachen, spelen en vrolijk zijn, ze lag alleen maar heel stil in haar bedje. Ze was zo ziek dat haar ouders bang waren dat ze zou sterven. De dokters hadden gezegd dat hun dochtertje niet meer beter kon worden.
Jaïrus, de vader van het meisje, dacht aan de Here Jezus, Hij kon zijn lieve meisje wel weer beter maken, dàt geloofde Jaïrus.
Hij ging snel op weg naar de Here Jezus, die was vlak bij de zee tussen een heleboel mensen.
Al die mensen waren gekomen om Jezus te zien en om naar Hem te luisteren. Ze drongen allemaal naar voren om maar zo dicht mogelijk bij Jezus te kunnen zijn.
Ook Jaïrus duwde en drong naar voren en viel op zijn knieën voor de Here Jezus neer. “Oh, Meester wilt U alstublieft met mij mee komen, want mijn dochtertje is zo ziek. Alleen U kunt haar genezen.”
Jezus ging gelijk met Jaïrus mee, maar ze kwamen zo langzaam vooruit tussen al die mensen.
Het duurde zo lang…

Tussen al die mensen was nog iemand die heel dicht bij Jezus wilde komen om Hem aan te raken. Het was een vrouw die al heel lang ziek was. Niemand had haar kunnen helpen, geen enkele dokter. De enige die haar beter kon maken, was Jezus, dàt geloofde ze heel zeker. Als ze Hem maar heel even aan kon raken, dan zou ze weer beter worden. Ze raakte de kleding van Jezus aan en direct voelde ze dat ze genezen was. Ze was zo blij en gelukkig, nadat ze 12
jaren ziek was geweest, voelde ze zich weer een gezonde vrouw.
Maar Jezus sprak: “Wie heeft Mij aangeraakt?” De discipelen zeiden: “Maar Meester, er staan zoveel mensen om U heen, die U allemaal aanraken.”
De vrouw schrok, want ze begreep dat de Here Jezus haar bedoelde. Ze kwam naar voren en viel op haar knieën voor Jezus en vertelde wat ze had gedaan.
Jezus was helemaal niet boos op haar en keek haar vriendelijk aan. Hij was heel blij omdat deze vrouw zo vast geloofde dat Hij haar beter kon maken. Hij zei tegen haar: “U bent genezen door uw geloof. Ga heen in vrede.”

Maar Jaírus werd steeds ongeruster, Het duurde allemaal zo lang, Hij was zo bang dat ze te laat bij z’n dochtertje zouden komen.
Daar kwam al een knecht aanlopen uit het huis van Jaïrus: “Val de Meester maar niet meer lastig,”zei Hij, “want uw dochtertje is al gestorven.”
Jezus hoorde wat de knecht zei en hij: “Wees maar niet bang Jaïrus, geloof maar dat Ik nog wel kan helpen.”
Toen kwamen ze eindelijk bij het huis van Jaïrus aan. Het was daar heel druk met mensen, die allemaal aan het huilen waren omdat het meisje was gestorven.
Jezus zei: “Waarom staan jullie hier allemaal zo te huilen? Het meisje is niet gestorven, maar ze slaapt.” De mensen moesten een beetje lachen. Ach, ze hadden toch zelf gezien dat het meisje dood was.
Jezus ging naar binnen met de apostelen Petrus, Johannes en Jakobus en met de ouders.
Hij kwam bij het bed waar het meisje lag. Pakte haar hand en zei: “Meisje, Ik zeg je, sta op.”
Het meisje opende haar ogen en kwam gelijk overeind. Ze liep direct naar haar vader en moeder toe en ze omarmden elkaar, wat waren ze gelukkig en blij.
“Geef haar eerst te eten”, zei Jezus.

Hij zorgde goed voor het meisje en zo zorgt de Here Jezus ook voor jou.
Als je pijn hebt en verdrietig bent, mag je alles aan de Here Jezus vertellen.
Hij luistert naar je en helpt je, want Hij is altijd bij je.

DE VERLAMDE MAN

Daar lopen 4 mannen over de weg naar Kapernaüm. Ze dragen een bed met zich mee en op dat bed ligt een man. Hij is ziek, verlamd aan zijn benen en armen. Hij kan ze niet bewegen en moet met alles geholpen worden.

De mannen, die hem dragen zijn z’n vrienden. Zij gaan de zieke man naar Jezus brengen. Ze hebben zoveel mooie dingen van Jezus gehoord, ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan helpen, Hij kan hem weer beter maken, dat geloven ze met heel hun hart.

Dus gaan ze blij op weg en komen aan bij het huis waar Jezus is. Maar wat een drukte is het daar. Er zijn heel veel mensen, die allemaal heel dicht bij Jezus willen zijn en willen horen wat Jezus heeft te vertellen. Het is zo druk dat de mannen met hun zieke vriend helemaal niet bij Jezus kunnen komen. Iedereen wil Jezus zien en ze staan allemaal te dringen om maar vooraan dicht bij Jezus te kunnen staan.

Dat is verdrietig, zijn ze nu helemaal voor niets hier heen gekomen?

Ze kijken eens naar hun zieke vriend en ze zien de teleurstelling in zijn ogen. Moeten ze weer terug naar huis? Is de reis tevergeefs geweest? Oh nee, dat willen ze niet. “We verzinnen er wel wat op hoor, zeggen de vrienden tegen de verlamde man.

En ja hoor, dan hebben ze een heel goed plan.

Ze lopen naar de stenen trap toe, die bij alle Joodse huizen aan de buitenkant van het huis naar het dak loopt. Ze sjouwen hun vriend met bed en al naar boven en komen zo op een plat dak. Onder dat dak staat Jezus te spreken en daar moet hun vriend zijn. Ze halen een paar grote tegels van het dak weg en zien Jezus daar beneden staan. Ze halen nog meer tegels weg, net zo veel totdat het gat groot genoeg is om het bed met hun vriend er op, naar beneden te laten zakken. Eerst binden ze een paar stevige touwen aan het bed en dan laten ze heel voorzichtig het bed, met hun zieke vriend er op, zakken tot voor de voeten van Jezus.

Jezus ziet wat er gebeurt en stopt met preken. Hij ziet het grote geloof van de vrienden van deze zieke man. Ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan genezen.

Jezus wordt niet boos, maar kijkt de zieke man vol liefde aan. Hij ziet wel hoe verdrietig deze man is omdat hij niet kan lopen. Maar hij ziet ook hoeveel verkeerde dingen deze man heeft gedaan, toen hij nog gezond was. Hij weet hoeveel spijt en verdriet deze man daarvan heeft en Jezus zegt: “Vriend, je zonden zijn je vergeven”. De man kijkt Jezus stralend aan, alle onrust is uit zijn hart verdwenen.

Er zijn ook veel Farizeeën tussen de mensen die naar Jezus staan te luisteren en ze kijken elkaar aan en fluisteren: “Hoe kan een mens nu zonden vergeven, dat kan God toch alleen?”Jezus weet wel wat er in hun harten omgaat en zegt tegen hen: “Wat is moeilijker om zonden te vergeven of om deze man te genezen? Ik zal laten zien dat de Zoon van God de macht heeft om zonden te vergeven”. En tegen de verlamde man zegt Jezus: “Sta op, neem je bed op en ga naar huis”.

De man springt op van blijdschap. Hij probeert niet eerst heel voorzichtig of hij zich echt wel kan bewegen. Nee, hij gelooft wat Jezus zegt, staat direct op en kijkt Jezus vol dankbaarheid aan, hij lacht en juicht van blijdschap.

De mensen kijken allemaal vol verwondering en ontzag toe en zeggen: “Wij hebben ongelooflijke dingen gezien….”

Dat was mooi hè, zoals Jezus deze zieke man weer beter maakte. Maar wat ook heel erg mooi was, dat was het geloof van de vrienden. Want dankzij het geloof en de hulp van zijn vrienden, werd deze man genezen.

Zo mogen ook wij elkaar helpen als iemand het heel moeilijk heeft. We mogen voor elkaar geloven en bidden en elkaar tot steun zijn, net als die vrienden.

DE HERDERS VAN BETHLEHEM

Het was een stille donkere nacht, maar ook een hele blijde nacht. Want in deze nacht was de Here Jezus geboren in een stal in Bethlehem.

Buiten op de velden waren herders, die op hun schapen pasten. Zij moesten er voor zorgen dat er geen wilde dieren kwamen om de schapen kwaad te doen. Ze hadden een groot vuur gemaakt en daar zaten ze omheen. Ze dommelden een beetje en vielen bijna in slaap.

Maar opeens waren ze klaarwakker, want er was een heel groot fel licht. Ze schrokken en sloegen hun handen voor de ogen. Daar stond een engel bij hen en de engel sprak: “Jullie hoeven niet bang te zijn, want ik ben een engel en God heeft mij gezonden om jullie een hele blijde boodschap te brengen. Vannacht is de Here Jezus geboren, de Zoon van God. Hij is de Redder en Zaligmaker, waar jullie al zo lang op hebben gewacht. Hij is geboren in een stal in Bethlehem en het kindje is in doeken gewonden en ligt in een kribbe in een bedje van stro.”

En toen kwamen er opeens nog veel meer engelen en die begonnen allemaal te zingen, zó mooi, als de herders nog nooit hadden gehoord. Het was een prachtig groot koor en ze zongen allemaal ter ere van God. Ere zij God in de hemel en vrede op aarde voor alle mensen.
De herders luisterden stil en ontroerd.
Toen gingen de engelen weer terug naar de hemel.

Het was weer stil en donker geworden op de velden. Maar in de harten van de herders was het helmaal niet donker, maar licht van blijdschap. Ze spraken opgewonden met elkaar: “Kom, laten wij het kindje Jezus gaan zoeken en het aanbidden.”
Ze gingen snel op weg naar Bethlehem en vonden de stal waar Het kindje Jezus geboren was. Daar lag het kindje, in doeken gewonden in een kribbe, precies zoals de engel het gezegd had. Ze knielden neer bij het kindje in de kribbe en baden zacht. “Lieve Here Jezus, dank u wel dat U naar deze aarde bent gekomen. Wij hebben geen kostbare geschenken, maar ons hart is voor U, wij houden van U.”

De herders vertelden aan Maria en Jozef wat er allemaal was gebeurd op de velden van Efrata.
Maria luisterde stil en bewaarde al de woorden, die de herders vertelden in haar hart. Daar zou ze nog vaak aan denken. Oh, het was zo mooi en ze was zo gelukkig met het kindje Jezus.

Zo is de Here Jezus op aarde gekomen. Niet als een koning in een paleis, maar als een klein eenvoudig kindje in een arme stal. Zo wilde Hij ook komen, arm en nederig en klein, om mensen rijk en gelukkig te maken. De eerste mensen die kwamen om Hem te aanbidden waren eenvoudige herders, ook zij waren arm. Maar toen ze Jezus gezien hadden voelden zij zich heel rijk en gelukkig. Ze gingen weer terug naar de schapen op het veld, en ze vertelden aan iedereen die het horen wilden, dat Jezus, de Redder en Zaligmaker geboren was in een stal in het stadje Bethlehem.

Jezus was niet gekomen om geld of goud te brengen aan de mensen. Maar om hen weer dicht bij God te brengen, omdat alle boze dingen hen hadden gescheiden van God.

Daarvoor was Jezus op aarde gekomen en nu mogen wij allemaal bij het kindje Jezus knielen en ons hart aan Hem geven.

Dan is de weg naar God open voor ons allemaal.

Dat is pas ècht feest, kerstfeest!

DE GEBOORTE VAN JEZUS

Daar gaan twee mensen langs de weg, het zijn Jozef en Maria.

Zij komen uit het dorpje Nazareth en zijn op weg naar Bethlehem, dat is de stad van koning David. Zij zijn nog familie van koning David en daarom moeten zij in die stad hun naam op laten schrijven.
Dat wilde keizer Augustus, die de baas was over het land. Hij wilde weten hoeveel mensen er in zijn land woonden en daarom moesten alle mensen op reis naar de stad waar hun familie vandaan kwam, ook Jozef en Maria.

Het was een lange reis en Maria was erg moe, ze hadden al zo ver gelopen.
Maar Jozef en Maria waren ook heel gelukkig want ze wisten dat Maria moeder zou worden.
De engel Gabriël, had haar verteld dat ze een kindje zou krijgen. Niet zo maar een kindje, maar het zou de Zoon van God zijn, de Redder en Verlosser die God al zo lang geleden had beloofd.
Dit kindje zou een Koningskind zijn en Maria mocht de moeder van dit bijzondere kindje zijn en God zelf was de Vader.
Oh….ze waren zo blij en gelukkig, maar ook zo ontzettend moe van de lange reis.

Het werd steeds drukker op de weg, want er waren zoveel mensen op reis.

“We zijn er bijna hoor Maria, nog even volhouden”, zei Jozef. “Kijk, daar in de verte zie je Bethlehem al liggen en als we daar zijn, gaan we gauw een plekje voor je zoeken en kun je eindelijk uitrusten”. “Ja, dat is goed, Jozef, we zijn er bijna”.

Eindelijk waren ze bij de herberg, dat is een huis waar je kunt slapen als je op reis bent.
Jozef klopte aan de deur en de herbergier deed open.
“Heeft u een plaatsje voor ons om vannacht te slapen?”, vroeg Jozef.
“Nee hoor, alles is vol, er is geen plaats meer voor jullie”, zei de herbergier en hij wilde deur al weer dicht doen.
“Maar Maria is zo vreselijk moe en ze verwacht een kindje en ze heeft een plekje nodig om te rusten vannacht”.

De herbergier keek eens naar Maria en hij zag wel hoe moe ze was en hij kreeg medelijden met haar. “Weet je wat”, zei hij, “ik heb nog wel een plaatsje vrij in de stal bij de dieren, kom maar mee. Daar kunnen jullie wel slapen vannacht, in de herberg is geen plaats voor jullie.” Hij bracht hen naar de stal en wenste hen goedenacht.
Jozef maakte een bed van hooi voor Maria en toen gingen ze slapen.

In die donkere stille nacht, in die oude stal is toen iets heel moois gebeurd, het allermooiste dat ooit is gebeurd op aarde.
In die nacht is het kindje geboren dat de engel aan Maria had beloofd.
Het leek een gewoon kindje, maar het was een heel bijzonder kindje, het was de Here Jezus, de Zoon van God.

Maria nam het kindje in haar armen en wikkelde het in doeken, want ze had geen kleertjes voor het kindje. Er was ook geen wiegje, maar Jozef nam een voederbak van de dieren en maakte daarin een bedje van hooi. Toen legde Maria het kindje Jezus in de kribbe.
Jozef en Maria keken vol liefde naar het kindje Jezus, ze waren zo blij en gelukkig.
Ze wisten wel dat dit kindje later de Redder en Verlosser zou worden van alle mensen en kinderen op de hele wereld.
Maar nu mochten zij voor het kindje Jezus zorgen en dat maakte hen zo blij.
Maria wiegde het kindje zacht in haar armen totdat het in slaap viel.

Daar lag nu de Zoon van God als een hulploos kindje, in de kribbe in een oude stal.

En niemand wist nog van het grote wonder, dat Jezus was geboren, de Zoon van God.

Slaap lekker

Posted by: Cobiin kidsgebed, kidsKINDERGEDICHTEN
17
feb

SLAAP LEKKER

Lieve Jezus, ik ga nu slapen
maar ik ben een beetje bang
’t is zo stil hier in mijn bedje
en de nacht duurt dan zo lang.

Wilt U even bij me zitten
hier op het randje van mijn bed
want U wilt mijn Vriendje zijn
dat heeft mama zelf gezegd.

“Je mag altijd bij Mij komen
kom maar veilig op Mijn schoot
daar is voor jou altijd een plekje
of je nu klein bent of groot.”

Mag ik nog even met U praten
‘k heb vandaag zo fijn gespeeld
met m’n zusje en m’n broertje
en het heeft ook nog gesneeuwd.

Nu ga ik slapen, lieve Jezus
ik ben helemaal niet meer bang
met Mijn handjes in Uw handen
gaan we samen naar dromenland.