Het kleine boompje
Er was eens een bos, hier ver vandaan met heel veel bomen.
Niets bijzonders natuurlijk want een bos bestaat nu eenmaal uit bomen.
Het bijzondere was dat het niet zo maar wat bomen waren maar kerstbomen.
Elke boom wist dat hij of zij eens zou schitteren, met allerlei lichtjes en mooi versierd, in het huis van een van de mensen, die hier soms liepen te wandelen.
Deze mensen wisten niet eens dat de bomen in het bos zo bijzonder waren, soms keken ze er niet eens naar.
Als het mooi weer was en ze met of zonder kinderen liepen te wandelen in het bos, dan kon je, als je goed luisterde, de bomen onder elkaar horen praten.
Ze spreiden hun dennentakken nog wat wijder uit en probeerden zo veel mogelijk licht te vangen op hun dennennaalden zodat ze glommen in de zon.
Iedere boom probeerde er zo mooi mogelijk uit te zien en een beetje op te vallen.
Meestal spraken ze zachtjes met elkaar en vertelden elkaar hun dromen, maar soms ging het er hard aan toe en waren ze helemaal niet zo vriendelijk tegen elkaar.
Luister maar: “Ik ben de grootste boom van allemaal”, hoorde je de grote boom zeggen.
“Mijn takken zijn het breedste”, zei de volgende. “Ik heb de meeste dennennaalden aan mijn takken”, zei een andere boom. En zo probeerden ze elkaar de loef af te steken.
Alleen één boompje deed daar niet aan mee.
Zij stond een beetje weggedrukt tussen de andere grote bomen, klein en nietig. Ze zag er schattig uit en ze was heel lief, maar dat wist ze niet. Ze keek alleen maar naar die grote bomen om haar heen en bedacht dat zij nooit zo mooi en groot zou worden.
Zij was een piepklein dwergboompje. En wie zou haar ooit in zijn huis willen hebben?
Naarmate de kersttijd naderde werd het steeds rumoeriger in het bos. De ene boom vond zichzelf nog mooier en beter dan de ander en dat lieten ze elkaar ook wel weten.
“Ik zal wel gekozen worden, als het prinsesje van het kasteel een boom uit komt zoeken,” zei de grote boom. “Nee hoor, ik durf te wedden dat ze mij kiest”, zei de andere boom.
En zo ging het maar door.
Het kleine dwergboompje zei niets. Ze wist wel dat zij nooit in dat mooie grote kasteel zou komen te staan, daar was ze veel te klein voor en ook niet mooi genoeg.
“Sssst”, ruiste het opeens door het bos. Alle dennennaalden tikten zacht en werden toen muisstil. Alle bomen rekten zich uit en namen een houding aan waarin zij er heel goed uit zagen.
Het kleine boompje deed niets en bleef gewoon van het zonnetje genieten dat ook haar takjes bescheen. Daar kon ze zo blij van worden.
In de verte was er hoefgetrappel te horen. De heer van het kasteel reed op zijn paard door het bos met het kleine prinsesje voor hem op het paard.
“Wat een mooie bomen, papa, riep het meisje verrukt. Kijk eens hoe groot en deze ook, zulke brede takken en die heeft zó veel dennennaalden”.
Zie je nou wel dacht iedere boom in stilte, “ik zal vast wel gekozen worden om mooi versierd te worden en in het kasteel te mogen schitteren”.
Het kleine boompje dacht daar niet aan en lachte naar de zon.
Als je goed luisterde kon je horen dat de zon een liedje voor haar zong: “Oh dennenboom, wat zijn jouw takjes wonderschoon”
“Papa, stil, luister eens, hoor je het ook. Er wordt zo mooi gezongen.”
Haar vader spitste zijn oren, maar hij hoorde niets.
“Kies nu maar een boom uit, lieverd, glimlachte hij.
De boom die jij het mooiste vindt nemen we mee naar huis”.
“Die papa, die daar!” riep het meisje
En de grote boom dacht, “dat zal ik wel zijn”. Hij was zo groot dat hij niet kon zien welke boom het meisje aan wees. “Ze wijst natuurlijk naar mij”, dacht de boom met de brede takken”. Maar hij was zo breed dat hij het kleine meisje ook niet goed kon zien.
En de boom met de meeste dennennaalden, maakte alles zo donker, dat ook hij niet kon zien wie er gekozen werd.
“Weet je zeker kindje, dat je dit kleine boompje wilt hebben”, zei haar vader.
“Ja papa, ze ziet er zo lief uit, mag ik haar in mijn kamer hebben?”
“Als jij dat wil, dan mag dat”.
De andere bomen lieten van schrik al hun naalden vallen, toen het tot hen door drong dat het kleine meisje hen niet eens zag staan. Ze had alleen maar oog voor dat kleine nietige boompje.
Daar stonden ze dan met hun grote kale takken. Ze schaamden zich en wisten niet meer waar ze moesten kijken. Het liefst zouden ze zich verbergen, maar dat ging niet meer.
Het kleine boompje stond stralend in hun midden en het kleine meisje streelde zachtjes haar takken. Ook haar vader keek vertederd naar het boompje en wist dat zijn kleine meid de juiste keus had gemaakt.
Het ging niet om de buitenkant of wat die bomen allemaal voor moois bezaten of konden zeggen of doen.
Nee, het ging er om wie ze waren diep van binnen, om zo ook anderen blij en gelukkig te maken.
En dat heeft het kleine boompje gedaan.
Iedere avond als het meisje naar bed ging zongen ze samen het lied “Oh dennenboom”
Maar het allermooiste was toen de vader op kerstavond bij hen kwam zitten, het meisje op schoot nam en het kerstverhaal vertelde.
Het boompje werd er stil van toen de vader vertelde, dat het kindje Jezus ook als een heel klein en arm kindje naar de aarde was gekomen.
En toch was Hij degene die heel de wereld zou redden.
Hij wil alle mensen en kinderen blij en gelukkig maken, zo veel houdt Hij van hen.
Je hoeft niet groot of sterk te zijn of het eerst te verdienen, begreep het boompje.
Maar je mag komen zoals je bent, net zo klein en nietig als zij of juist groot en sterk zoals de andere bomen, met of zonder mooie takken of naalden.
Het kleine meisje was op haar vaders’ schoot in slaap gevallen.
Hij tilde haar op en legde haar voorzichtig in bed. Voordat hij de kamer uit liep gaf hij haar een kus op haar voorhoofd.
Hij bleef bij het kleine boompje staan en streelde toen heel even haar takken.
“Dankjewel”, fluisterde hij zacht en verliet toen de kamer.
Het boompje zuchtte tevreden en sloot haar oogjes, ze was nog nooit zó gelukkig geweest!
BUIGEN OF BREKEN
Je moet bukken en knielen
om in de stal te komen
anders stoot je zeker je hoofd
je bent nooit te klein om binnen te gaan
maar soms ben je wel te groot.
Je moet buigen of breken
zoals het geknakte riet
maar één ding is zeker
God verbreekt je niet.
De deur van de stal is nooit op slot
je mag er zo naar binnen gaan
vuile schoenen of gescheurde kleren
naar Jezus mag je altijd gaan.
En kom je weer buiten
klein en gebogen
maar gevuld met Zijn Liefde
en gesterkt door Zijn kracht…
Dan recht jij je rug
als nooit te voren
omdat je nu alles
van Jezus verwacht.
Cobi van der Hoeven
www.myplaceofpeace.com/het-kleine-boompje-kerstverhaal/