web analytics
Archive for the "kidsCOBIVERTELTBIJBEL" Category

OP WEG NAAR EMMAÜS

Het was avond geworden en er liepen twee mannen op de weg.
Zij kwamen uit Jeruzalem en gingen naar een klein dorpje dat Emmaüs heette.
Zij spraken heel druk met elkaar over alles was gebeurd was in Jeruzalem.
Over Jezus die gestorven was, over de vrouwen, die verteld hadden dat het graf leeg was en dat de engelen hadden gezegd dat Jezus leefde.
De mannen begrepen er helemaal niets meer van.

Toen kwam er iemand bij hen lopen en vroeg waarover ze zo druk aan het praten waren en waarom ze zo verdrietig waren.
Het was Jezus, maar dat zagen de mannen niet.
“Hebt u dan niet gehoord wat er allemaal is gebeurd in Jeruzalem?
Weet u dan niet van Jezus, die gekruisigd is en van al die vreselijke dingen die zijn gebeurd?
En nu zeggen de vrouwen dat Jezus is opgestaan, dat kan toch niet?
We begrijpen het niet.
Wij dachten dat Jezus koning zou worden en nu is hij al 3 dagen dood.”

Jezus keek hen vriendelijk aan en begon te spreken.
“Waarom geloven jullie niet wat de vrouwen hebben verteld?
Het is waar wat zei vertelden, Jezus is inderdaad opgestaan en Hij leeft.
Dit mòest allemaal gebeuren, alles is al voorspeld door de profeten.
Jezus wilde dit zèlf. Hij wilde dit lijden op zich nemen, Hij wilde alle mensen gelukkig maken en de straf voor hen dragen, zodat iedereen die in Hem gelooft bij God in de hemel kan komen.
Dààrom is dit allemaal gebeurd.

De mannen luisterden heel stil en toen begrepen ze het.
Ze wisten opeens zeker dat Jezus was opgestaan en leefde.
Hun verdriet veranderde in grote blijdschap en ze wilden nog wel heel lang met deze man praten.
Ze kwamen aan in het dorpje Emmaüs en Jezus wilde verder gaan.
“Nee, ga niet weg, blijf hier,” vroegen ze hem, “het is al avond en donker. Wilt u bij ons blijven slapen?”
Jezus bleef bij hen en ging met hen aan tafel zitten om te eten.
Hij nam het brood, brak het en zegende het.
En toen….opeens…. herkenden de mannen Hem, ze zagen dat het Jezus was.
Ze strekten hun handen naar hem uit en wilden hem aanraken. “Jezus!”
Maar ineens was Jezus verdwenen.

Nu waren de mannen niet verdrietig meer. Ze waren zo blij, dit wilden ze aan de vrienden van Jezus gaan vertellen. Jezus leeft, Hij is niet dood.
En ze gingen weer op weg, terug naar Jeruzalem en kwamen bij het huis aan waar de vrienden verbleven. De deuren en ramen waren hermetisch gesloten, omdat ze bang waren voor de priesters.
De mannen klopten aan de deur en riepen luid :”Jezus leeft!”
De deur werd snel open gedaan en ze hoorden al vrolijke stemmen zeggen: “Jezus is opgewekt, Hij leeft!”
Want ook Petrus had Jezus gezien en zij vertelden elkaar alles wat er gebeurd was.

En terwijl ze zo druk aan het praten waren stond daar opeens iemand in hun midden.
Ze schrokken, wie was dat, was dat Jezus?
Hoe was Hij dan binnen gekomen? De deuren en de ramen waren toch op slot?
“Jullie hoeven niet bang te zijn”, zei Jezus, “Ik ben het.”
Kijk maar naar mijn handen en mijn voeten.
Ze zagen de wonden van de spijkers en ze wisten en geloofden dat het Jezus was.
Hij vroeg om eten en ze gaven Hem een geroosterd stuk vis.
Ze mochten weer luisteren naar Zijn stem, oh wat waren ze blij en gelukkig.
Jezus legde hen nog eens uit dat dit alles wel mòest gebeuren, dat Hij de Redder, de Messias was van alle mensen en kinderen op de hele wereld.

Jezus is ook gestorven voor jou en Hij wil ook jou gelukkig maken.
Alleen Hij kan dat!

JOHANNES DE DOPER

Weet je nog wie Johannes was?
Hij was de zoon van Zacharias en Elisabeth, die oude mensen, die nog een kindje kregen toen ze al heel oud waren, weet je nog?
Nu was Johannes een man geworden. Het was 30 jaar geleden dat de engel Gabriël eerst bij Zacharias en later bij Maria kwam om te vertellen dat ze een zoon zouden krijgen. Johannes zou een hele mooie taak krijgen, maar hij moest nog wel leren hoe hij die taak moest vervullen. Daarom ging hij helemaal alleen naar de woestijn om in de stilte dicht bij God te zijn.
Johannes leefde daar van sprinkhanen en wilde honing. Hij droeg een jas van kameelhaar met een leren riem er om heen, meer had hij niet nodig. En daar in die woestijn leerde God Hem wat hij mocht gaan doen.
Johannes mocht aan de mensen bekend gaan maken dat de Zaligmaker gekomen was. Hij mocht de mensen gaan vertellen, dat deze Zaligmaker alle mensen zou redden van de zonden, van alle verkeerde dingen, die ze hadden gedaan.
Dat wilde Johannes graag doen, want zijn vader had hem al verteld dat hij een bijzondere taak zou krijgen van God.

Nu mocht Hij gaan vertellen dat de Koning kwam. Geen aardse koning met een paleis, maar een Hemelse Koning. Geen vechtkoning, maar een Koning van vrede. Zijn Koninkrijk zou in de Hemel zijn en iedereen die van deze Koning hield, zou in dat Koninkrijk mogen wonen.
Maar dan kon je geen verkeerde dingen meer doen, want bij deze Koning hoorde alleen maar Liefde en mooie en goede dingen.
Je kon daar alleen maar wonen als je spijt had van alle zonden, die je had gedaan en anders wilde gaan leven.

Deze blijde boodschap vertelde Johannes aan alle mensen die naar de Jordaan kwamen, want daar was hij heen gegaan. De Jordaan was een water waar veel mensen langs kwamen die naar Jeruzalem gingen. Zij luisterden naar Johannes en kregen heel veel spijt van alle verkeerde dingen die ze hadden gedaan. Ze wilden graag anders en beter gaan leven, zoals God het wilde.
Deze mensen werden door Johannes gedoopt. Ze gingen helemaal onder in het water van de Jordaan. Zoals hun lichaam schoon gewassen werd van het vuil, zo maakte God hun hart schoon van de zonden. Dat betekende deze doop. De meeste mensen wilden dat graag en zij lieten zich allemaal dopen.
Maar ook toen waren er mensen die maar net alsof deden en helemaal geen spijt hadden van hun zonden. Johannes werd boos op deze mensen en vertelden hen dat ze ècht anders moesten gaan leven en niet doen alsof.

Op een dag kwam Jezus naar Johannes toe bij de Jordaan. Ook Hij was een volwassen man geworden, maar bijna niemand wist nog wie Hij was.
Jezus wilde zich laten dopen door Johannes, maar Johannes schrok daar van. “Nee, niet ik moet Ú dopen, maar U moet míj dopen”, zei Johannes.
Jezus was zonder zonden, Hij had nog nooit iets verkeerds gedaan. En tóch wilde hij zich laten dopen. Hij wilde net als alle mensen zijn en Hij zei tegen Johannes dat hij Hem móest dopen.

Johannes en Jezus gingen de Jordaan in en het water spoelde over Jezus heen.
Toen Hij weer omhoog kwam uit het water gebeurde er iets heel moois. De Hemel opende zich en een stralend licht scheen op Jezus.
De Heilige Geest daalde op Hem neer, als een lichte witte duif. Dat was God zelf en Zijn stem sprak de volgende woorden: “Dit is Mijn Zoon, waar ik veel van houd, in Hem vind ik blijdschap”.
Toen wist Johannes het heel zeker. Dìt was de Zaligmaker, dit was de Koning, dit was de Redder van alle mensen, dit was Jezus Gods eigen Zoon. Hij was gekomen om alle mensen gelukkig te maken.
En Jezus ging weer weg, de woestijn in om dicht bij God te zijn en met Hem te praten.

Johannes wist dat zijn werk nu gauw voorbij zou zijn.
De Zaligmaker was nu gekomen. De mensen moesten nu naar Hèm gaan luisteren. Johannes had mogen vertellen, dat de Zaligmaker zòu komen en dat de mensen zich moesten bekeren.
Hij was maar een knecht van de Koning. Maar Jezus was zèlf de Koning van het Koninkrijk in de Hemel, nu moesten de mensen naar Hèm gaan luisteren.

Ook jij mag naar Jezus luisteren en van Hem leren.
Je mag lezen en leren uit de Bijbel over het leven van Jezus.
Je mag leren wie Hij was en hoe Hij leefde.
Je mag ontdekken hoe veel Hij van je houdt en dat jij ook bij Hem mag horen.
Jezus houdt van alle kinderen en van alle mensen, groot en klein op de hele wereld.

INTOCHT IN JERUZALEM

Jezus en zijn leerlingen waren op weg naar Jeruzalem. Er waren veel mensen bij hen die graag bij Jezus wilden zijn om naar Hem te luisteren. Nog een paar dagen, dan zou het feest zijn in Jeruzalem, Paasfeest. De Israëlieten dachten dan terug aan de tijd dat God hen bevrijd had uit het land Egypte.

De mensen zijn blij en vrolijk, ze zijn al in feeststemming. Ze hopen en verwachten dat Jezus hun koning wil worden en de Romeinen, die de baas spelen in hun land, zal verjagen.
Ze begrijpen nog steeds niet dat Jezus helemaal geen vechtkoning wil zijn, maar een vredekoning.
Jezus zal niet alleen koning worden over de Israëlieten, maar over de hele wereld.
Hij zal niet alleen de Romeinen verslaan, maar Hij zal al het kwaad dat in de wereld is overwinnen.
Jezus zal overwinnaar zijn over alles en iedereen.
Hij zal alle mensen gelukkig maken door te lijden en te sterven. Hij zal de straf dragen voor iedereen, zodat alle mensenkinderen weer heel dicht bij God kunnen komen en voor altijd bij Hem mogen zijn.
Maar dat begrepen de mensen nog steeds niet.
Jezus wist het wil en Hij wist ook dat Hij eerst nog veel zou moeten lijden voordat dit zou gebeuren. Daarom was Jezus niet zo blij en vrolijk, Hij was stil en verdrietig omdat al die mensen niet wilden of konden begrijpen, dat Hij alleen maar vrede wilde brengen tussen God de Vader en alle mensen.

Toen ze vlak bij de Olijfberg waren zei Jezus tegen zijn leerlingen: “Ga naar het dorpje, dat je daar ziet liggen. Je zult daar een vastgebonden veulen zien, een jonge ezel, waar nog nooit iemand op heeft gereden. Maak het dier los en breng het hier. Als er iemand aan je vraagt: “Waarom maken jullie dat veulen los en nemen jullie het mee?” Zeg dan dat de Heer het nodig heeft. Dan zal het goed zijn.

De leerlingen van Jezus gingen naar het dorp en alles gebeurde precies zoals Jezus het had gezegd.
Ze kwamen terug bij Jezus en deden hun jassen uit en legden ze over de ezel, zodat Jezus er op kon zitten en ze spreidden hun jassen uit over de grond, zodat de ezel er over kon lopen.
Ze begonnen te juichen en te roepen: “Hosanna, hosanna, de koning komt. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer”. En steeds meer mensen sloten zich aan bij de juichende stoet mensen en zongen en jubelden het uit van blijdschap, omdat ze dachten dat Jezus nu wel koning zou worden over Jeruzalem.
Ze trokken palmtakken van de bomen en zwaaiden er vrolijk mee, het waren net vlaggen, die de koning begroeten.

Aan de kant van de weg stonden ook de farizeeën en schriftgeleerden, rijke, geleerde mensen, die helemaal niets van Jezus moesten hebben. Ze waren jaloers omdat de mensen zo veel van Jezus hielden en naar Hem wilden luisteren en graag bij Hem wilden zijn.
“Laat de mensen zwijgen”, roepen ze naar Jezus, “u bent helemaal geen koning”. Maar Jezus antwoordde, als de mensen zouden zwijgen, zouden de stenen het uitroepen”.
De mensen mochten wel roepen, dat Jezus hun koning was, want dat was Hij ook. Alleen een andere koning dan zij dachten, geen vechtkoning, maar een Vredekoning. Geen koning die op een vurig paard reed, maar nederig op een ezel. Geen koning met gewapende soldaten om hem heen.
Maar een koning van liefde, die de mensen wilde helpen en beter maken en hen vertelde dat God de Vader heel veel van hen hield.
De farizeeën en schriftgeleerden keken boos en bedachten een plan om Jezus gevangen te nemen.

Zo komt de vrolijk stoet in Jeruzalem aan en de mensen dringen om Jezus heen en verwachtten van Hem dat Hij zou zeggen: “Maak mij nu maar koning”. Maar Jezus stapt van de ezel af en gaat naar de tempel.
De mensen zijn teleurgesteld en begrijpen er niets van, dat Jezus geen koning wil worden zoals zij het hebben bedacht.

De plannen van God zijn zoveel mooier en beter dan wij zouden kunnen bedenken.
We begrijpen God lang niet altijd, maar we mogen zeker weten dat het goed is wat God doet. Hij kent je en Hij weet wat het beste voor je is, op Hem kun je vertrouwen, bij Hem ben je veilig.
Jezus heeft ons dat geleerd, blijf maar dicht bij Hem.

hetwoordelozeboek

HET WOORDELOZE BOEK

HET WOORDELOZE BOEK….heb jij daar wel eens van gehoord?
Een boek zonder woorden…..daar heb je toch niets aan?
Woorden hebben we nodig om elkaar iets te vertellen.
Maar weet je wat ons ook iets kan vertellen….?
Kleuren…..kleuren maken iets duidelijk zonder woorden.

Ik ga jullie vertellen van HET WOORDELOZE BOEK, dat enkel bestaat uit kleuren.
Weet je welke kleuren?
Goud, zwart, rood, wit en groen.
Er is vast wel een kleur bij die jij het mooiste vindt.
Goud misschien…of rood…of een van de andere kleuren?
Nu zal ik je vertellen wat de betekenis is van deze kleuren in HET WOORDELOZE BOEK.

Je hebt misschien wel van de Bijbel gehoord.
Daarin kun je alles lezen over God de Vader en over Zijn Zoon Jezus Christus.
De Bijbel is een heel dik boek en het is fijn en goed om in de Bijbel te lezen.

Het Woordeloze boek vertelt in het kort wat eigenlijk de belangrijkste boodschap is uit de Bijbel, luister maar.

De kleur GOUD vertelt ons van de Hemel. Daar woont God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus. Het is heel fijn om in de Hemel te mogen zijn en om dicht bij God te mogen leven. Daar gebeuren geen nare dingen, er zijn geen ziektes en niemand heeft er pijn.
Ook is er niemand die verdriet heeft en iedereen is altijd blij en heel gelukkig.
Jezus is nu in de Hemel om een plaats klaar te maken voor alle mensen en kinderen, die in Hem geloven.

De kleur ZWART wijst op onze zonden.
Iedereen heeft verkeerde dingen gedaan, dat noemen we zonden.
God is goed en Hij is Liefde en Licht en Vrede. Bij Hem is geen duisternis, of zonden, dat kan niet bestaan in Zijn aanwezigheid.
Dus als we graag bij Hem verder willen leven, nadat we zijn gestorven, dan kunnen onze zonden niet blijven bestaan.
Maar wie kan ons dan helpen om geen verkeerde dingen meer te doen?
Dat is Jezus.

De kleur ROOD wijst op het bloed van Jezus.
God wist wel dat het moeilijk voor ons was om voor het goede te kiezen.
Daarom heeft Hij Zijn Zoon Jezus naar de aarde gestuurd om de straf te dragen voor alle zonden van iedereen op de hele wereld.
Jezus is daar voor gestorven aan het kruis. Daarom zeggen we, het bloed van Jezus wast ons schoon.

De kleur WIT laat ons zien dat wij ook helemaal wit en schoongewassen kunnen worden, als we kiezen voor Jezus.
Het vertelt ons ook van de opstanding van Jezus. Hij is niet dood gebleven, Hij is na drie dagen opgestaan uit de dood. Zijn vrienden hebben hem gezien.
Daarna is Jezus weer naar de Hemel terug gegaan, Hij leeft.
Hij wil jouw Vriend zijn en altijd voor je zorgen en dicht bij je zijn en je helpen bij alle dingen, die je doet.

De kleur GROEN betekent, nieuw leven, groeien.
Als Jezus jouw Vriend mag zijn, als je tegen Hem zegt, dat Hij mag komen wonen in jouw hart, dan gaat Hij je helpen bij alles.
Hij helpt je om de juiste keuzes te maken, om niet voor het verkeerde te kiezen. Natuurlijk lukt dat lang niet altijd, maar je mag het wel leren en daarin groeien.
Dat kan door de Bijbel te lezen, de Kinderbijbel, door naar de kerk te gaan of de kinderclub.
Je mag altijd met Jezus praten, Hij hoort je altijd en luistert naar je. Praten met Jezus noemen we bidden.
Zo leer je Jezus steeds beter kennen en daar word je alleen maar blij en gelukkig van.
En als je toch verkeerde dingen doet en je hebt er spijt van, dan mag je dat vertellen aan Jezus.
Hij vergeeft dan jouw zonden, omdat hij daar zelf de straf voor heeft gedragen.

Deze blijde Boodschap noemen we het Evangelie en dat is bestemd voor alle mensen en kinderen op de hele wereld.
Jezus houdt van alle mensen en kinderen, ongeacht kleur of ras.
Wij mogen deze blijde Boodschap doorvertellen aan iedereen.
Het Woordeloze Boek kan je daar bij helpen en het is ook leuk om er zelf een te maken.

En als je Jezus nog niet kent, vraag dan maar of Hij in je hart wil komen wonen en je wilt helpen bij alles wat je doet.
Dan heb je een Vriend voor het leven.

DE ARK VAN NOACH

Adam en Eva kregen kinderen, Kaïn en Abel. Ook zij kregen weer kinderen en zo kwamen er steeds meer mensen op de aarde. God hield veel van Zijn kinderen, maar de mensen vergaten God. Ze leefden zoals zij zelf wilden en deden veel slechte dingen. Ze deden elkaar en God heel veel pijn. God zag dat wel en Hij kon het niet langer meer aanzien. Zo had Hij Zijn wereld niet bedoeld en God besloot om daar een eind aan te maken.

Er was één man, die wèl leefde zoals God het had bedoeld, dat was Noach. Noach en zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth dienden God en leefden zoals God het graag wilde. God vertelde Noach dat hij een ark moest maken, een hele grote boot, waarin veel mensen en dieren zouden kunnen wonen. Hij vertelde precies hoe Noach de boot moest maken, met wel 3 verdiepingen en veel kamertjes voor de mensen en de dieren, die er in zouden wonen. De boot moest 300 el lang worden en wel 50 el breed. Aan de bovenkant moest hij 1 el open laten en de ingang moest hij aan de zijkant maken. 1 el is ongeveer 45 cm, dus dan kun je zelf wel uitrekenen hoe groot de ark ongeveer was. Noach en zijn zonen ging aan het werk iedere dag, van de vroege ochtend tot de late avond. Zij maakten de ark precies zoals God het had gezegd en smeerden alle naden dicht met pek, zodat het water er niet in kon komen. God had Noach verteld dat er een grote zonvloed zou komen over de aarde. Het zou héél lang regenen en alle wateren zouden buiten hun oevers treden, zodat heel de aarde bedekt zou worden met water. Alle mensen en dieren die niet in de ark waren, zouden verdrinken.

De mensen zagen wel dat Noach en zijn zonen een ark bouwden, maar ze moesten er om lachen en staken er de spot mee. Haha….wie gaat er nu een boot bouwen midden op het droge land. Hoe moet je die boot ooit in de zee krijgen? Maar Noach vertelde de mensen dat zij zich moesten bekeren, dat ze naar God moesten luisteren en kiezen voor het goede en geen slechte dingen meer moesten doen. Als je er spijt van hebt en vergeving vraagt aan God, dan mogen jullie ook in de ark komen. Maar ze lachten Noach uit en wilden helemaal niet naar hem luisteren.

Noach verzamelde een heleboel eten voor mens en dier en bracht dat in de ark, zoals God het hem had gezegd. Toen op een dag kwam daar een hele mooie, wonderlijke stoet dieren aan lopen, twee aan twee. Van ieder soort een mannetje en een vrouwtje. Zij kwamen in een hele, lange rij naar de ark toe en Noach bracht hen in de ark en wees ieder dier z’n eigen plaats aan, waar ze konden rusten en eten. Deze dieren had God gestuurd, zodat ook zij in leven konden blijven en niet zouden verdrinken.

Toen gingen ook Noach, zijn vrouw en zijn zonen met hun vrouwen, de ark in en God sloot de deur achter hen dicht. Na zeven dagen begon het te regen, steeds harder en harder, zó hard, als het nog nooit had geregend. Overal vandaan kwam het water opzetten en het water bedekte de aarde en steeg steeds hoger en hoger. Veertig dagen en nachten regende het, toen was er niets meer van de aarde te zien, alles was bedekt met water, zelfs de hoogste bergen. Maar midden op die grote onafzienbare watervlakte dobberde eenzaam de ark met Noach en zijn gezin en alle dieren, die God had gestuurd. Zij waren allemaal veilig in de ark en God zorgde voor hen.

Honderdvijftig dagen lang was de aarde met water bedekt. Noach en de zijnen leefden al die tijd in de ark. Ze zullen wel verlangd hebben naar de tijd dat ze weer uit de ark konden. Maar ze wachtten geduldig en vertrouwden op God. Toen begon het heel hard te waaien en het water begon heel langzaam te zakken. De donkere wolken verdwenen, het regende niet meer. Plotseling kreeg de ark een geweldige schok, hij was vastgelopen op een berg. Dat betekende dat het water steeds meer zakte en wegvloeide van de aarde.

Na veertig dagen liet Noach een raaf los en de raaf vloog weg en kwam niet meer terug. Een raaf is een sterke vogel, hij had dus eten gevonden en een plaats om te rusten. Na zeven dagen liet Noach een duif los. Een duif heeft zaad nodig om te eten. Ze vloog de hele dag rond maar kon geen eten vinden en kwam ’s avonds weer terug naar de veilige ark. Noach stak zijn hand uit het venster en bracht haar binnen. Na nog eens zeven dagen liet Noach weer een duif uit en zij kwam ’s avonds ook weer terug. Maar wat had zij in haar bekje..een olijfblad. Dat was een hoopvol teken. Er was weer jong groen leven te vinden op de aarde. Noach wachtte nog eens zeven dagen en weer liet hij de duif los. Toen kwam ze niet meer terug. Nu wist Noach dat het water zo ver was gezakt, dat de duif zaad kon vinden om van te eten en een plek om te rusten.

Toen zei God tegen Noach. Ga maar uit de ark met je vrouw, zonen en hun vrouwen en alle dieren, die zo lang in de ark hebben gewoond. En God opende de deur… Wat zal dat een blijde dag zijn geweest, toen de deur van de ark weer open ging en ze weer mochten lopen op de aarde en genieten van al het moois dat God eens had geschapen. Er bloeiden weer bloemen en er waren blaadjes aan de bomen. De dieren huppelden naar buiten en de vogels vlogen rond en begonnen te zingen tot eer van God.

Noach en zijn kinderen bouwden een altaar en brachten een offer voor God. Ze waren zo dankbaar en blij. God zag wel hoe dankbaar Noach was en hij beloofde Noach, dat er nooit meer zo’n grote zondvloed over de aarde zou komen, die alles wat leefde op de aarde zou verwoesten. Er zal altijd een tijd zijn om te zaaien en te oogsten, er zal koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht, daar zal nooit een einde aan komen. Het teken van dit verbond tussen jou en alle levende wezens op aarde, is een grote, mooie, kleurige regenboog, die ik uitspan tussen de wolken. Als Ik deze regenboog zie zal ik aan dit verbond, aan deze belofte, denken, sprak God tot Noach.

Nog steeds kunnen wij die regenboog zien als de regendruppels vallen en de zon met haar gouden stralen de druppels doet schitteren in prachtige kleuren.. Ook God ziet Zijn boog dan staan tussen de wolken en denkt aan wat Hij eens heeft beloofd.

De regenboog herinnert ons aan Gods belofte en aan Zijn Liefde voor ieder mensenkind. Hij vergeet ons niet, want Zijn belofte blijft altijd van kracht.

Gethsemane

Posted by: Cobiin kidsCOBIVERTELTBIJBEL, kidsJezus
17
feb

GETHSEMANE

Het is een donkere nacht. De Here Jezus en Zijn discipelen zijn op weg naar Gethsémané, dat is een grote tuin, buiten Jeruzalem. Daar ging Jezus wel vaker heen met Zijn discipelen om te bidden in de stilte. Jezus is erg verdrietig want Hij weet dat Hij binnenkort gevangen genomen zal worden en moet sterven.. Hij weet ook dat dit moet gebeuren omdat Hij Jezus, de Zoon van God, de straf zal dragen van alle mensen op de hele wereld. Jezus wil dat zelf en Hij weet ook dat dit de wil van God is. Want het betekent dat later alle mensen en kinderen toch in de Hemel mogen komen als ze Jezus lief hebben. Daar heeft Jezus alles voor over, zelfs Zijn leven.

Als ze in de tuin zijn, zegt Jezus tegen Petrus, Jakobus en Johannes: “Gaan jullie met Mij mee nog wat dieper de tuin in, de andere discipelen mogen hier blijven.” “Ik ben heel verdrietig en bang”, zegt Jezus tegen deze drie discipelen. Jullie moeten wakker blijven en voor Mij bidden.”

 Ze zien zweetdruppels op het gezicht van Jezus, zo bang is Hij. Dan gaat Jezus nog verder de tuin in, helemaal alleen. Petrus ziet hoe Jezus knielt en begint te bidden, dan valt Petrus in slaap net als de andere discipelen. Na enige tijd keert Jezus bij hen terug en ziet dat ze slapen. Hij maakt hen wakker en zegt: “Kunnen jullie dan niet één uur met Mij wakker blijven en voor Mij bidden?” Dan gaat Jezus weer terug de tuin in en bidt tot God: “Vader God ik ben zo vreselijk bang, wilt U mij helpen en de kracht geven, die ik nodig heb? Ik wil alleen maar Uw wil doen. Amen.” En weer vindt Jezus de discipelen slapend als Hij bij hen terugkomt. Ze laten Jezus alleen in Zijn verdriet. Jezus gaat weer bij hen vandaan om met Zijn Vader te praten. Hij is zo bang voor alles wat gaat komen, dat de zweetdruppels veranderen in bloed.Hij vertelt alles aan God: “Vader, Ik zal de straf dragen. Help Mij om alles te doen wat U wilt.” Toen kwam er een engel van God uit de Hemel bij Jezus en die hielp Hem om niet meer bang te zijn. Het maakte Hem sterk en Jezus stond op en ging terug naar Zijn discipelen. Hij dacht: “Laat nu die straf maar komen, dan mogen later alle mensen en kinderen die Mij liefhebben bij Mij in de Hemel komen. Hij vindt Zijn vrienden weer slapend, maar nu heeft Jezus hen niet meer nodig. Hij is niet bang meer.
Dan horen ze plotseling stemmen en ze zien het geflikker van de fakkels door de bomen. De discipelen schrikken wakker en springen overeind. Het zijn de soldaten die op zoek zijn naar Jezus en Hem gevangen willen nemen.

 Judas, ook een vriend van Jezus, loopt voorop. Hij had tegen de soldaten gezegd: “Loop maar achter mij aan. Ik weet wel waar Jezus is. Als ik Hem zie, zal ik Hem begroeten met een kus. Dan weten jullie dat dit Jezus is en kunnen jullie Hem gevangen nemen.” Judas loopt naar voren, naar Jezus toe en geeft Hem een kus. Jezus kijkt Judas verdrietig aan en vraagt: “Judas, verraad jij Mij met een kus?” Judas durft niets te zeggen en gaat stil achter de soldaten staan.
“Wie zoeken jullie?”vraagt Jezus aan de soldaten. “Jezus…” antwoorden de soldaten. “Ik ben het,” zegt Jezus. Als jullie Mij zoeken, doe dan Mijn discipelen geen kwaad, laat hen gaan. Jezus stak Zijn handen uit en de soldaten grepen Hem vast.
Maar Petrus wordt boos, oh nee, dat mag niet gebeuren. Hij zal er wel voor zorgen dat de soldaten Jezus geen kwaad kunnen doen. Hij pakt z’n zwaard en zwaait er wild mee heen en weer. Hij raakt het oor van één van de soldaten en slaat het er af. “Nee, Petrus”, zegt Jezus, “Als ik zou willen dan zouden er duizenden engelen komen uit de Hemel om Mij te helpen. Maar dat wil ik niet, want dit moet gebeuren.” Hij raapt het oor op van de soldaat en geneest het weer. Dan nemen de soldaten Jezus geboeid mee, en de discipelen slaan op de vlucht.

DE TWAALFJARIGE JEZUS IN DE TEMPEL

Jezus groeide op en werd een grote jongen. Hij woonde in het stadje Nazareth bij zijn ouders Jozef en Maria. Iedereen hield van Hem en de andere kinderen wilden graag met Hem spelen. Hij deed niemand kwaad en gehoorzaamde zijn ouders altijd.

Toen Hij 12 jaar oud was mocht Hij voor het eerst mee naar de tempel in Jeruzalem. Ieder jaar werd daar feest gevierd, Paasfeest. Alle mensen uit het hele land gingen dan op reis naar Jeruzalem om God te loven en te prijzen. Ze dankten God en dachten er aan dat Hij hen vroeger uit het lang Egypte had geleid. Nu mocht Jezus voor de eerste keer mee naar Jeruzalem omdat Hij 12 jaar was. Hij vond het heerlijk, want nu zou Hij ook die prachtige tempel mogen zien en daar ook Zijn Vader in de Hemel mogen loven en prijzen. Het was een grote vrolijke stoet mensen die met elkaar liederen zongen. Zij trokken door het prachtige land met bloemen, akkers met golvend koren, mooie riviertjes en soms ook dorre streken. Eindelijk kwamen ze op een heuvel en vanaf die plaats kon je de stad Jeruzalem zien liggen. Jezus werd er stil van, zo mooi was de aanblik van die stad. Tussen al die mooi witte gebouwen zag Hij ook het blinkende gouden dak van de tempel. Het feest duurde 7 dagen en al die tijd bleven Jozef, Maria en Jezus in Jeruzalem.

Toen het feest voorbij was begonnen ze weer aan de lange reis naar huis, net als al die andere mensen. En weer gingen ze daar in een grote blije optocht van mensen. Jezus liep niet bij Jozef en Maria, maar dat vonden zij niet erg. Ze dachten dat Jezus wel met de andere kinderen meeliep bij familie of vrienden. Als het donker werd zou Hij wel naar hen toe komen. Maar toen het avond werd en al helemaal donker, was Jezus nog niet teruggekeerd bij z’n ouders. Maria en Jozef werden heel ongerust en gingen overal zoeken, langs die hele lange rij mensen en ze vroegen aan iedere bekende: “Hebben jullie Jezus gezien?” Maar niemand had Jezus gezien en ten einde raad gingen Jozef en Maria weer helemaal terug naar Jeruzalem. Zou Jezus dan toch niet mee terug zijn gegaan? Zou Hij nog in Jeruzalem zijn? Ze zochten overal in de stad en ze vroegen aan iedereen of ze Jezus hadden gezien, maar ze vonden Hem nergens. Tenslotte kwamen ze bij de tempel. Zouden ze daar dan maar eens gaan kijken? Ze gingen naar binnen en kwamen in een grote zaal waar de priesters en schriftgeleerden les gaven uit de Bijbel. En daar…..midden tussen die wijze, geleerde mensen…..daar zat Jezus. De mannen die om Hem heen zaten keken Hem vol bewondering aan. Ze stonden versteld van zijn verstand en de wijze vragen, die Hij stelde. Maar Maria zag dat niet, ze rende naar Jezus toe en sloot Hem in haar armen. “Waarom ben je niet met ons mee gegaan terug naar huis? Je hebt ons zo ongerust gemaakt, we hebben 3 dagen lang naar je gezocht?” Jezus keek Zijn moeder aan en zei: “Wist u dan niet dat ik moest zijn in het Huis van Mijn Vader? ” Toen begreep Maria het, Jezus was helemaal niet ongehoorzaam geweest. Maar zij had helemaal vergeten dat Jezus de Zoon van God was. God was Zijn Vader en Jezus wilde graag zijn in de tempel, het Huis van Zijn Vader. Gehoorzaam ging Jezus weer mee naar huis met Maria en Jozef.

Hij bleef in Nazareth wonen bij Maria en Jozef. Hij speelde en leerde, groeide op en Hij leek net als de andere kinderen en mensen. Maar er was één heel groot verschil, want Jezus deed nooit iets dat verkeerd was. Dat kwam omdat Hij de Zoon van God was.

ZACHARIAS EN ELISABETH

In de bergen van Juda woonden 2 oude mensen, Zacharias en Elisabeth. Het was altijd stil gebleven in hun huisje, want God had hun gebed om een kindje te krijgen, nooit verhoord.
Daar hadden ze veel verdriet om gehad. Maar nu waren ze te oud om nog kinderen te krijgen en ze baden er al lang niet meer om.
Zacharias was priester, hij vertelde de mensen van God. Hij mocht in de tempel, het huis van God, de offers brengen die de mensen meebrachten.
De offers, die zij mee brachten waren dieren, die geslacht werden en daarna als een brandoffer aan God werden gegeven. De rook steeg op naar de hemel en daarmee wilden de mensen
zeggen, wij houden van U Here God, wij hebben spijt van alle verkeerde dingen, die we hebben gedaan, wilt U onze zonden vergeven?
Dat gebeurde allemaal in de voorhof van de tempel.

Maar ook in de tempel, in het Heilige, moest een offer worden gebracht.
Eén keer in het jaar werd er een priester uitgekozen die het Heiligdom van de tempel binnen mocht gaan en daar een heerlijk ruikend reukoffer mocht brengen van het hele volk, voor God.
Dat was een hele bijzonder gebeurtenis, niemand mocht zo maar in het Heiligdom komen, alleen één keer in het jaar die ene priester, die daarvoor uitgekozen was
Alle mensen verzamelden zich dan buiten op het plein voor de tempel om te wachten tot de priester weer naar buiten kwam, nadat hij het reukoffer gebracht had voor de Here God. Hij
zegende dan al die mensen buiten op het plein, namens de Here God.

Dit jaar was het lot gevallen op Zacharias, hij mocht het jaarlijkse reukoffer brengen in de tempel, namens heel het volk voor de Here God. Zacharias was daar heel blij om, want dit was
een hele bijzondere gebeurtenis.
Hij was ’s morgens al vroeg vertrokken op weg naar Jeruzalem, waar de tempel stond en zijn vrouw Elisabeth had hem uitgezwaaid.
Hij droeg een mooi wit, priesterkleed. Alleen zo mocht hij het Heiligdom binnengaan.
Heel eerbiedig verrichtte Zacharias de handelingen die nodig waren om het reukoffer aan te
bieden aan God. Het rook heerlijk, want het waren hele bijzondere, heerlijk ruikende kruiden en de geur steeg op naar de hemel.
Zacharias was helemaal alleen in het Heiligdom en voelde zich heel dicht bij God. Hij bad voor al die mensen buiten op het plein.

Maar plotseling was hij niet alleen meer, hij zag een fel licht en schrok vreselijk.
“Je hoeft niet bang te zijn, Zacharias”, klonk een vriendelijke stem. “De gebeden van jou en Elisabeth zijn verhoord. Jullie zullen een kindje krijgen en zijn naam zal Johannes zijn.
Het zal een heel bijzonder kindje zijn, want het zal mogen vertellen aan iedereen dat de Redder, de Messias, die God al zo lang geleden heeft beloofd, geboren zal worden.
Hij zal de mensen leren om God lief te hebben en te leven zoals Hij het wil. Dat zal de taak zijn van jullie zoon.”
“Een kindje?”stamelde Zacharias, dat kon toch niet, wij zijn daar al veel te oud voor, wij kunnen geen kinderen meer krijgen”.
Zacharias kon het niet geloven en hij vroeg de engel: “Waaraan zal ik kunnen weten, dat dit waar is, dat wij echt een kindje zullen krijgen?”
“Ik ben de engel Gabriël en ik woon bij God in de hemel. God heeft mij gezonden om dit blijde nieuws te mogen vertellen. Vanaf nu zul je niet meer kunnen praten, totdat alles gebeurd is, wat ik je heb verteld”.
Toen was de engel verdwenen.
Zacharias was heel stil geworden en wilde snel naar huis om het mooie nieuws aan Elisabeth te vertellen.
Maar eerst moest hij naar buiten om de mensen op het plein voor de tempel, de zegen van God te geven.
Hij liep naar buiten, waar de mensen al vol ongeduld op hem wachtten, en hij spreidde zijn handen uit om de mensen te zegenen, maar hij kon niet praten, er kwam geen woord over zijn
lippen.
De mensen zagen wel aan Zacharias dat er iets heel bijzonders was gebeurd in de tempel, Hij zag er zo blij uit, hij straalde helemaal. Ze begrepen er niets van, want hij kon het niet vertellen.

Toen ging Zacharias naar huis en schreef alles wat hij had meegemaakt in de tempel op een lei, zodat Elisabeth kon lezen wat er allemaal gebeurd was.
God had hun gebed verhoord en stil en gelukkig telden ze de maanden af totdat Johannes geboren zou worden.

Nog geen jaar later klonk er babygehuil in het huisje van Zacharias en Elisabeth.
Johannes was geboren, oh wat waren de trotse ouders blij met hun pasgeboren zoon. Heel de buurt kwam naar hem kijken en op de 8e dag waren ze allemaal bij elkaar, want dan zou de
vader hem een naam geven, dat was zo de gewoonte in die tijd.
Iedereen dacht dat het kindje wel Zacharias zou heten naar z’n vader, maar Zacharias schreef op de lei: Johannes is zijn naam.
Johannes? De mensen begrepen er niets van en op dat moment leek het wel of de mond van Zacharias werd geopend, hij kon weer spreken en hij vertelde alles wat er gebeurd was in de
tempel en wat de engel allemaal had gezegd. Dat Johannes een heel bijzonder kindje was en een heel mooi werk zou mogen verrichten als hij groter werd. Hij zou de komst mogen
aankondigen van de Redder, de Messias, die God al zo lang geleden beloofd had.
Hij jubelde en zong een mooi lied tot eer van God om Hem te danken voor dit wonder.

De mensen waren allemaal heel stil geworden. Ze verlangden zo naar de Redder die God al heel lang geleden had beloofd. Zou het nu toch echt gaan gebeuren?
Ze voelden zich helemaal blij worden van binnen, want ze wisten dat ze allemaal deze Redder nodig hadden om weer blij en gelukkig te worden.

Ook wij hebben deze Redder nodig en misschien weet je al dat dit Jezus is, de Zoon van God.
Hij maakt mensen en kinderen weer blij en gelukkig als Hij in jouw hartje mag komen wonen.
Als het kerstfeest is dan denken wij aan Zijn geboorte, want dan is het feest voor jou en voor mij.
Daar vertel ik de volgende keer meer over.

HET DOCHTERTJE VAN JAÏRUS

In Kapernaüm, een stad dicht bij de zee, woonde een vader en een moeder met hun dochtertje van ongeveer 12 jaar oud. Het was een gelukkig gezinnetje en ze hielden veel van elkaar.
Maar er was iets vreselijks gebeurd, want het meisje was heel erg ziek geworden. Ze kon niet meer lachen, spelen en vrolijk zijn, ze lag alleen maar heel stil in haar bedje. Ze was zo ziek dat haar ouders bang waren dat ze zou sterven. De dokters hadden gezegd dat hun dochtertje niet meer beter kon worden.
Jaïrus, de vader van het meisje, dacht aan de Here Jezus, Hij kon zijn lieve meisje wel weer beter maken, dàt geloofde Jaïrus.
Hij ging snel op weg naar de Here Jezus, die was vlak bij de zee tussen een heleboel mensen.
Al die mensen waren gekomen om Jezus te zien en om naar Hem te luisteren. Ze drongen allemaal naar voren om maar zo dicht mogelijk bij Jezus te kunnen zijn.
Ook Jaïrus duwde en drong naar voren en viel op zijn knieën voor de Here Jezus neer. “Oh, Meester wilt U alstublieft met mij mee komen, want mijn dochtertje is zo ziek. Alleen U kunt haar genezen.”
Jezus ging gelijk met Jaïrus mee, maar ze kwamen zo langzaam vooruit tussen al die mensen.
Het duurde zo lang…

Tussen al die mensen was nog iemand die heel dicht bij Jezus wilde komen om Hem aan te raken. Het was een vrouw die al heel lang ziek was. Niemand had haar kunnen helpen, geen enkele dokter. De enige die haar beter kon maken, was Jezus, dàt geloofde ze heel zeker. Als ze Hem maar heel even aan kon raken, dan zou ze weer beter worden. Ze raakte de kleding van Jezus aan en direct voelde ze dat ze genezen was. Ze was zo blij en gelukkig, nadat ze 12
jaren ziek was geweest, voelde ze zich weer een gezonde vrouw.
Maar Jezus sprak: “Wie heeft Mij aangeraakt?” De discipelen zeiden: “Maar Meester, er staan zoveel mensen om U heen, die U allemaal aanraken.”
De vrouw schrok, want ze begreep dat de Here Jezus haar bedoelde. Ze kwam naar voren en viel op haar knieën voor Jezus en vertelde wat ze had gedaan.
Jezus was helemaal niet boos op haar en keek haar vriendelijk aan. Hij was heel blij omdat deze vrouw zo vast geloofde dat Hij haar beter kon maken. Hij zei tegen haar: “U bent genezen door uw geloof. Ga heen in vrede.”

Maar Jaírus werd steeds ongeruster, Het duurde allemaal zo lang, Hij was zo bang dat ze te laat bij z’n dochtertje zouden komen.
Daar kwam al een knecht aanlopen uit het huis van Jaïrus: “Val de Meester maar niet meer lastig,”zei Hij, “want uw dochtertje is al gestorven.”
Jezus hoorde wat de knecht zei en hij: “Wees maar niet bang Jaïrus, geloof maar dat Ik nog wel kan helpen.”
Toen kwamen ze eindelijk bij het huis van Jaïrus aan. Het was daar heel druk met mensen, die allemaal aan het huilen waren omdat het meisje was gestorven.
Jezus zei: “Waarom staan jullie hier allemaal zo te huilen? Het meisje is niet gestorven, maar ze slaapt.” De mensen moesten een beetje lachen. Ach, ze hadden toch zelf gezien dat het meisje dood was.
Jezus ging naar binnen met de apostelen Petrus, Johannes en Jakobus en met de ouders.
Hij kwam bij het bed waar het meisje lag. Pakte haar hand en zei: “Meisje, Ik zeg je, sta op.”
Het meisje opende haar ogen en kwam gelijk overeind. Ze liep direct naar haar vader en moeder toe en ze omarmden elkaar, wat waren ze gelukkig en blij.
“Geef haar eerst te eten”, zei Jezus.

Hij zorgde goed voor het meisje en zo zorgt de Here Jezus ook voor jou.
Als je pijn hebt en verdrietig bent, mag je alles aan de Here Jezus vertellen.
Hij luistert naar je en helpt je, want Hij is altijd bij je.

DE VERLAMDE MAN

Daar lopen 4 mannen over de weg naar Kapernaüm. Ze dragen een bed met zich mee en op dat bed ligt een man. Hij is ziek, verlamd aan zijn benen en armen. Hij kan ze niet bewegen en moet met alles geholpen worden.

De mannen, die hem dragen zijn z’n vrienden. Zij gaan de zieke man naar Jezus brengen. Ze hebben zoveel mooie dingen van Jezus gehoord, ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan helpen, Hij kan hem weer beter maken, dat geloven ze met heel hun hart.

Dus gaan ze blij op weg en komen aan bij het huis waar Jezus is. Maar wat een drukte is het daar. Er zijn heel veel mensen, die allemaal heel dicht bij Jezus willen zijn en willen horen wat Jezus heeft te vertellen. Het is zo druk dat de mannen met hun zieke vriend helemaal niet bij Jezus kunnen komen. Iedereen wil Jezus zien en ze staan allemaal te dringen om maar vooraan dicht bij Jezus te kunnen staan.

Dat is verdrietig, zijn ze nu helemaal voor niets hier heen gekomen?

Ze kijken eens naar hun zieke vriend en ze zien de teleurstelling in zijn ogen. Moeten ze weer terug naar huis? Is de reis tevergeefs geweest? Oh nee, dat willen ze niet. “We verzinnen er wel wat op hoor, zeggen de vrienden tegen de verlamde man.

En ja hoor, dan hebben ze een heel goed plan.

Ze lopen naar de stenen trap toe, die bij alle Joodse huizen aan de buitenkant van het huis naar het dak loopt. Ze sjouwen hun vriend met bed en al naar boven en komen zo op een plat dak. Onder dat dak staat Jezus te spreken en daar moet hun vriend zijn. Ze halen een paar grote tegels van het dak weg en zien Jezus daar beneden staan. Ze halen nog meer tegels weg, net zo veel totdat het gat groot genoeg is om het bed met hun vriend er op, naar beneden te laten zakken. Eerst binden ze een paar stevige touwen aan het bed en dan laten ze heel voorzichtig het bed, met hun zieke vriend er op, zakken tot voor de voeten van Jezus.

Jezus ziet wat er gebeurt en stopt met preken. Hij ziet het grote geloof van de vrienden van deze zieke man. Ze weten zeker dat Jezus hun vriend kan genezen.

Jezus wordt niet boos, maar kijkt de zieke man vol liefde aan. Hij ziet wel hoe verdrietig deze man is omdat hij niet kan lopen. Maar hij ziet ook hoeveel verkeerde dingen deze man heeft gedaan, toen hij nog gezond was. Hij weet hoeveel spijt en verdriet deze man daarvan heeft en Jezus zegt: “Vriend, je zonden zijn je vergeven”. De man kijkt Jezus stralend aan, alle onrust is uit zijn hart verdwenen.

Er zijn ook veel Farizeeën tussen de mensen die naar Jezus staan te luisteren en ze kijken elkaar aan en fluisteren: “Hoe kan een mens nu zonden vergeven, dat kan God toch alleen?”Jezus weet wel wat er in hun harten omgaat en zegt tegen hen: “Wat is moeilijker om zonden te vergeven of om deze man te genezen? Ik zal laten zien dat de Zoon van God de macht heeft om zonden te vergeven”. En tegen de verlamde man zegt Jezus: “Sta op, neem je bed op en ga naar huis”.

De man springt op van blijdschap. Hij probeert niet eerst heel voorzichtig of hij zich echt wel kan bewegen. Nee, hij gelooft wat Jezus zegt, staat direct op en kijkt Jezus vol dankbaarheid aan, hij lacht en juicht van blijdschap.

De mensen kijken allemaal vol verwondering en ontzag toe en zeggen: “Wij hebben ongelooflijke dingen gezien….”

Dat was mooi hè, zoals Jezus deze zieke man weer beter maakte. Maar wat ook heel erg mooi was, dat was het geloof van de vrienden. Want dankzij het geloof en de hulp van zijn vrienden, werd deze man genezen.

Zo mogen ook wij elkaar helpen als iemand het heel moeilijk heeft. We mogen voor elkaar geloven en bidden en elkaar tot steun zijn, net als die vrienden.