web analytics
Archive for the "kidsSchepping" Category

Lente

Posted by: Cobiin kidsKINDERGEDICHTEN, kidsSchepping
23
feb

lente

LENTE

Hoor die lieve kleine vogels
met hun vrolijke gezang
in de schemering hoor je hen roepen
’t is bijna dag, het duurt niet lang.

De zon staat al op jou te wachten
de nieuwe dag die naar je lacht
het licht verjaagt het duister
wordt toch wakker, je wordt verwacht.

Het is lente, kom naar buiten
zie de bloemen om je heen
ruik de bloesem, heerlijke geuren
God is in en om je heen.

In de schoonheid van de lente
zie je Gods Liefde en Zijn lach
lente betekent weer nieuw leven
een nieuwe morgen en een nieuwe dag.

herfstbladeren

HERFSTBLADEREN

Mooi gekleurde herfstbladeren
ze vertellen van Vader God
die alles met zo veel liefde maakte
dat voel je, als je wandelt door het bos.

Als je kijkt naar de paddestoelen
waar niet echt kabouters wonen
toch zijn ze sprookjesachtig mooi
en zou je er zelf wel in willen wonen.

Dat zie je aan de kleuren
van de bladeren, zo wonderschoon
ze versieren de natuur
en maken van een boom een wonderboom.

Net zo wonderlijk ben jij
door Gods liefde aangeraakt
schoner dan het kleurigste blad
God heeft je wonderlijk mooi gemaakt.

DE ARK VAN NOACH

Adam en Eva kregen kinderen, Kaïn en Abel. Ook zij kregen weer kinderen en zo kwamen er steeds meer mensen op de aarde. God hield veel van Zijn kinderen, maar de mensen vergaten God. Ze leefden zoals zij zelf wilden en deden veel slechte dingen. Ze deden elkaar en God heel veel pijn. God zag dat wel en Hij kon het niet langer meer aanzien. Zo had Hij Zijn wereld niet bedoeld en God besloot om daar een eind aan te maken.

Er was één man, die wèl leefde zoals God het had bedoeld, dat was Noach. Noach en zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth dienden God en leefden zoals God het graag wilde. God vertelde Noach dat hij een ark moest maken, een hele grote boot, waarin veel mensen en dieren zouden kunnen wonen. Hij vertelde precies hoe Noach de boot moest maken, met wel 3 verdiepingen en veel kamertjes voor de mensen en de dieren, die er in zouden wonen. De boot moest 300 el lang worden en wel 50 el breed. Aan de bovenkant moest hij 1 el open laten en de ingang moest hij aan de zijkant maken. 1 el is ongeveer 45 cm, dus dan kun je zelf wel uitrekenen hoe groot de ark ongeveer was. Noach en zijn zonen ging aan het werk iedere dag, van de vroege ochtend tot de late avond. Zij maakten de ark precies zoals God het had gezegd en smeerden alle naden dicht met pek, zodat het water er niet in kon komen. God had Noach verteld dat er een grote zonvloed zou komen over de aarde. Het zou héél lang regenen en alle wateren zouden buiten hun oevers treden, zodat heel de aarde bedekt zou worden met water. Alle mensen en dieren die niet in de ark waren, zouden verdrinken.

De mensen zagen wel dat Noach en zijn zonen een ark bouwden, maar ze moesten er om lachen en staken er de spot mee. Haha….wie gaat er nu een boot bouwen midden op het droge land. Hoe moet je die boot ooit in de zee krijgen? Maar Noach vertelde de mensen dat zij zich moesten bekeren, dat ze naar God moesten luisteren en kiezen voor het goede en geen slechte dingen meer moesten doen. Als je er spijt van hebt en vergeving vraagt aan God, dan mogen jullie ook in de ark komen. Maar ze lachten Noach uit en wilden helemaal niet naar hem luisteren.

Noach verzamelde een heleboel eten voor mens en dier en bracht dat in de ark, zoals God het hem had gezegd. Toen op een dag kwam daar een hele mooie, wonderlijke stoet dieren aan lopen, twee aan twee. Van ieder soort een mannetje en een vrouwtje. Zij kwamen in een hele, lange rij naar de ark toe en Noach bracht hen in de ark en wees ieder dier z’n eigen plaats aan, waar ze konden rusten en eten. Deze dieren had God gestuurd, zodat ook zij in leven konden blijven en niet zouden verdrinken.

Toen gingen ook Noach, zijn vrouw en zijn zonen met hun vrouwen, de ark in en God sloot de deur achter hen dicht. Na zeven dagen begon het te regen, steeds harder en harder, zó hard, als het nog nooit had geregend. Overal vandaan kwam het water opzetten en het water bedekte de aarde en steeg steeds hoger en hoger. Veertig dagen en nachten regende het, toen was er niets meer van de aarde te zien, alles was bedekt met water, zelfs de hoogste bergen. Maar midden op die grote onafzienbare watervlakte dobberde eenzaam de ark met Noach en zijn gezin en alle dieren, die God had gestuurd. Zij waren allemaal veilig in de ark en God zorgde voor hen.

Honderdvijftig dagen lang was de aarde met water bedekt. Noach en de zijnen leefden al die tijd in de ark. Ze zullen wel verlangd hebben naar de tijd dat ze weer uit de ark konden. Maar ze wachtten geduldig en vertrouwden op God. Toen begon het heel hard te waaien en het water begon heel langzaam te zakken. De donkere wolken verdwenen, het regende niet meer. Plotseling kreeg de ark een geweldige schok, hij was vastgelopen op een berg. Dat betekende dat het water steeds meer zakte en wegvloeide van de aarde.

Na veertig dagen liet Noach een raaf los en de raaf vloog weg en kwam niet meer terug. Een raaf is een sterke vogel, hij had dus eten gevonden en een plaats om te rusten. Na zeven dagen liet Noach een duif los. Een duif heeft zaad nodig om te eten. Ze vloog de hele dag rond maar kon geen eten vinden en kwam ’s avonds weer terug naar de veilige ark. Noach stak zijn hand uit het venster en bracht haar binnen. Na nog eens zeven dagen liet Noach weer een duif uit en zij kwam ’s avonds ook weer terug. Maar wat had zij in haar bekje..een olijfblad. Dat was een hoopvol teken. Er was weer jong groen leven te vinden op de aarde. Noach wachtte nog eens zeven dagen en weer liet hij de duif los. Toen kwam ze niet meer terug. Nu wist Noach dat het water zo ver was gezakt, dat de duif zaad kon vinden om van te eten en een plek om te rusten.

Toen zei God tegen Noach. Ga maar uit de ark met je vrouw, zonen en hun vrouwen en alle dieren, die zo lang in de ark hebben gewoond. En God opende de deur… Wat zal dat een blijde dag zijn geweest, toen de deur van de ark weer open ging en ze weer mochten lopen op de aarde en genieten van al het moois dat God eens had geschapen. Er bloeiden weer bloemen en er waren blaadjes aan de bomen. De dieren huppelden naar buiten en de vogels vlogen rond en begonnen te zingen tot eer van God.

Noach en zijn kinderen bouwden een altaar en brachten een offer voor God. Ze waren zo dankbaar en blij. God zag wel hoe dankbaar Noach was en hij beloofde Noach, dat er nooit meer zo’n grote zondvloed over de aarde zou komen, die alles wat leefde op de aarde zou verwoesten. Er zal altijd een tijd zijn om te zaaien en te oogsten, er zal koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht, daar zal nooit een einde aan komen. Het teken van dit verbond tussen jou en alle levende wezens op aarde, is een grote, mooie, kleurige regenboog, die ik uitspan tussen de wolken. Als Ik deze regenboog zie zal ik aan dit verbond, aan deze belofte, denken, sprak God tot Noach.

Nog steeds kunnen wij die regenboog zien als de regendruppels vallen en de zon met haar gouden stralen de druppels doet schitteren in prachtige kleuren.. Ook God ziet Zijn boog dan staan tussen de wolken en denkt aan wat Hij eens heeft beloofd.

De regenboog herinnert ons aan Gods belofte en aan Zijn Liefde voor ieder mensenkind. Hij vergeet ons niet, want Zijn belofte blijft altijd van kracht.

NOACH BOUWT EEN ARK

Noach, Noach bouw een boot
maak hem lang en breed en groot
met een heleboel kamertjes er in
voor ieder diersoort en jouw gezin.

Veertig dagen gaat het regenen
maar jou en je gezin zal ik zegenen
omdat jij leeft zoals het hoort
en luistert naar Gods Woord.

Noach deed heel erg z’n best
bouwde een ark zoals God Hem had gezegd
God stuurde de dieren, van ieder soort twee
ook zij mochten met Noach mee.

God deed de deur van de ark toen dicht
een boot op het land was een vreemd gezicht
de regen stroomde eindeloos neer
toen zag je geen aarde meer.

De ark dobberde 150 dagen rond
er was nergens vaste grond
toen opeens een harde bonk
de ark kwam weer op vaste grond.

Het water zakte dag aan dag
tot de aarde weer droog was
en op een mooie blijde dag
opende God de deur voor Noach.

Zij mochten de aarde weer bewonen
en God hun dank betonen
de dieren dartelden door de wei
iedereen was reuze blij.

God zette Zijn regenboog
hoog tussen de wolken
en beloofde dat de aarde nooit meer
door het water zou worden bedolven.

Zie je nu die regenboog in de lucht verschijnen
dan mag je zeker weten
dat Gods Liefde voor deze wereld
nooit zal verdwijnen.

ALLES WORDT NIEUW

Heb je het al gehoord
het voorjaar komt er aan
de winter is verdwenen
en op de vlucht gegaan.

De vogels zingen vrolijk
hun allermooiste lied
ze prijzen zo hun Schepper
die hen geen dag verliet.

Ik zie de groene knopjes
aan takken eens zo kaal
ze vertellen van nieuw leven
een wonderschoon verhaal.

Van hoop en van een toekomst
waar vrede nog bestaat
waar het Licht zal overwinnen
en men elkaar verstaat.

Het is goed God zo te prijzen
Hem te loven, ondanks verdriet
dan verdwijnen al je zorgen
en zing jij ook het hoogste lied.

WIE MAAKTE ALLES?

Wie maakte alle bloemen
de zee en ook het strand
de vissen en de vogels
het koren op het land?

God de Vader in de Hemel
maakte al dat moois voor jou
de bergen en de dalen
de luchten hemelsblauw.

De grote sterke olifant
het miertje oh zo klein
maar het mooiste dat God maakte
Hij maakte jou en mij.

God houdt veel van Zijn kinderen
want dat ben jij van Hem
je mag Hem Papa noemen
omdat Hij jou zo heel goed kent.

Wij mogen voor Gods aarde zorgen
en voor alles dat er groeit en bloeit
en heel veel houden van elkaar
want zo heeft God deze wereld bedoeld.

GOD DIE ALLES MAAKTE

Héél lang geleden was er nog helemaal niets, alleen maar een woeste donkere leegte. Er waren geen bloemen of bomen, geen dieren en ook geen mensen. Kun jij
je dat voorstellen dat er nog geen mens bestond?
Vreemd hè?
Maar weet je wie er wel bestond…God!
God was er altijd al, Hij is er nu en Hij zal er altijd zijn.
Er is nooit een moment geweest dat God er niet was.Toen ging God iets heel moois maken, iets waar wij nu nog steeds van mogen genieten, luister maar…

God zei: “Ik wil dat er licht is.” En toen was er licht. God noemde het licht: Dag, en het donker noemde Hij: Nacht.
Zo was er verschil tussen dag en nacht en God
wilde dat het licht er voortaan altijd zou zijn.
God was er blij mee en zag dat het goed was. Het werd donker, de nacht kwam en daarna weer het licht in de morgen.
De eerste dag.

Toen maakte God de mooie blauwe lucht, waar de wolken langs zweven. Dit deed Hij door het water te scheiden dat beneden was en boven.
Die mooie luchten noemde God: Hemel.
Het werd weer avond en weer morgen.
De tweede dag.

 God wilde dat het woeste water zich terugtrok, zodat er ook land zou ontstaan.
En zo gebeurde het.
Het water bruiste nog wel, maar het kon niet meer overal komen, alleen daar waar God het wilde.
Het samengevloeide water noemde God: Zee, en het droge
land noemde Hij: Aarde.
En op die aarde zag je allemaal mooie groene puntjes verschijnen en ze werden steeds groter. God liet prachtige bloemen, bomen en planten groeien, in allerlei
soorten.
God was er blij mee en zag dat het goed was.
Het werd avond en weer morgen.
De derde dag.

 Ook maakte God de zon, de maan en duizenden sterren.
De zon heerste over de dag, ze straalde aan de blauwe hemel en verwarmde de aarde, zodat de bloemen blij hun kopjes ophieven naar het licht.
De maan scheen over de slapende aarde en verlichtte de donkere nacht, samen met wel duizenden flonkerende sterren.
Nu zouden de dagen en de nachten elkaar altijd aflossen.
Ook de dagen, jaren en eeuwen zouden komen en gaan.
God was er blij mee en zag dat het goed was.
Weer kwam de avond en een nieuwe morgen.
De vierde dag.

 En God wilde dat er vissen zouden zijn in de zeeën en rivieren.
Ook wilde Hij vogels in de lucht. Zo gebeurde het.
Het water was niet leeg meer, het krioelde van levende wezentjes, vissen en allerlei andere dieren die in het water plonsden en speelden.
In de lucht vlogen schitterende vogels en je kon het getjilp en gezang horen van de vogels in de bomen. Zij zongen het hoogste lied tot eer van God, hun
Schepper.
God zegende deze dieren en gaf hun de aarde om te wonen.
Zij maakten God blij en Hij zag dat het goed was.
De avond kwam en een nieuwe morgen.
De vijfde dag.

 Daarna maakte God al de dieren in allerlei soorten, de wilde dieren, het vee en de kruipende dieren. Toen was de aarde vol van leven. Overal waren dieren, in de bergen, op de dalen, langs de zeeën en rivieren, in de woestijnen.
Alles wat God gemaakt had maakte Hem blij en Hij zag dat het goed was.
Maar het allermooiste moest nog komen.
Hij zei, Ik wil mensen maken die op Mij lijken, die Mij kennen en die van Mij kunnen houden.
Toen maakte God uit het stof van de aarde de mens, het allermooiste wezen dat op aarde bestaat en Hij blies Zijn levensadem in de neus van de mens.
De mens mocht gaan zorgen voor Gods prachtige schepping, voor de aarde en voor al de dieren die er op leefden.
God zegende de mens en gaf hem de hele aarde om daar op te leven en gelukkig te zijn.
En God zag alles wat Hij gemaakt had en het maakte Hem zo blij, want het was zeer goed!
Toen kwam de avond en weer een nieuwe morgen.
De zesde dag.

 Op de zevende dag rustte God van Zijn werk.
Hij zegende die dag en maakte van de zevende dag een rustdag.
Voortaan zou de zevende dag een bijzondere dag zijn, een dag tot eer van God.

 Zo maakte God de hemel en de aarde.
Zo machtig is onze God.
Het is in onze ogen niet te begrijpen, want wij zijn maar kleine mensjes en God is zoveel machtiger en groter.
God houdt heel veel van Zijn schepping en in het bijzonder van de mens.
Daar hoor jij ook bij, jij bent ook een schepsel van God en God wil niets liever dan dat Zijn kinderen gelukkig zijn.
Dat was het doel van Zijn schepping, dat mensen gelukkig zullen leven, dicht bij Hem.
Hij houdt van jou en jij mag van Hem houden, daar word je blij van.

ADAM EN EVA

 God zorgt goed voor Zijn kinderen en dat deed Hij ook voor Adam.
Adam mocht wonen in een prachtige tuin, daar groeiden de mooiste bloemen en bomen. Die tuin was het Paradijs. Het was heerlijk om daar te mogen leven dicht bij God.
God bracht alle dieren bij Adam en hij mocht ze allemaal een naam geven. Zo zouden ze voortaan genoemd worden: koe, schaap, hond, poes, olifant, mier, krokodil en nog héél veel meer dieren.
Al die dieren waren samen, ze hadden allemaal iemand die op hen leek.
Maar Adam was alleen en God zag dat dit niet goed was.
Hij zorgde er voor dat Adam in een hele diepe slaap viel. Toen nam God een rib uit het lichaam van Adam en maakte daarvan een mens.
Adam merkte daar helemaal niets van, totdat hij wakker werd.
Adam was blij verrast om te zien dat God iemand voor hem gemaakt had, die bij hem paste. Het was een vrouw en Adam noemde haar Eva. Hij kon met haar praten en lachen, ze konden alles samen doen. Ze waren heel gelukkig met elkaar
en met God.
Ze waren altijd blij en nooit bang. Ze kenden geen angst, ze wisten niet eens wat het was. Ze hadden het nooit koud en waren nooit ziek of verdrietig.
De dieren waren ook heel lief voor elkaar. Het lammetje kon gewoon heel dicht tegen de leeuw aan liggen. Alles was goed en mooi.
In het zachte suizen van de wind hoorden ze de stem van God, Hij sprak met Adam en Eva en het was heerlijk om naar Zijn stem te luisteren en om zo dicht bij God te mogen leven.
In het Paradijs stonden heel veel mooie bomen met heerlijke vruchten. Adam en Eva mochten van die vruchten eten, wat smaakte dat lekker, ze genoten er van.
“Maar”, had God gezegd, “er is één boom en daar mogen jullie niet van eten. Dat is de boom die in het midden van de hof staat, de boom van de kennis van goed en kwaad. Dat betekent dat als je van die boom zou eten je het verschil zou weten
tussen goed en kwaad en dan zul je moeten sterven”.
Nu wisten Adam en Eva alleen maar wat goed was en zo wilde God het.
Als ze naar Hem luisterden, zouden er nooit geen nare dingen gebeuren.
Adam en Eva vonden het fijn om God te gehoorzamen en dat was helemaal niet moeilijk. God was hun Vader en hun Vriend en ze hielden heel veel van elkaar.

Maar op een dag toen Eva door het Paradijs wandelde, hoorde ze ritselen tussen de struiken. Ze schrok niet, want ze kende geen angst. Ze keek nieuwsgierig om wat dat geritsel betekende.
Toen zag ze een slang door de struiken schieten, de slang begon te spreken.
Dat vond Eva helemaal niet raar, want er waren zoveel mooie wonderlijke dingen in het Paradijs.
“Jullie mogen zeker helemaal niet van de bomen eten die God in de Hof heeft geplant”, sprak de slang. “Ja hoor,”zei Eva, dat mogen we wel, behalve van die ene boom niet, de boom van kennis van goed en kwaad”.
“Oh zei de slang, God is natuurlijk bang, dat jullie net zo knap en verstandig worden als Hij, daarom mag je niet van die boom eten.
Het zijn zulke heerlijke vruchten Eva, en als je daarvan eet zul je net zo verstandig zijn als God, je zult dan net als Hij zijn”.
Eva dacht diep na, ja…dat wilde ze wel, net als God zijn. En de vruchten zagen er zo heerlijk uit en ze vergat dat God gezegd had, dat ze niet van die boom mochten eten.
Ze stak haar hand al uit om een vrucht te pakken, twijfelde nog even, nam toch de heerlijke sappige vrucht en hapte er in.
Ze hoorde het ritselen van de struiken, waarin de slang wegschoot, niet meer.
Ze voelde zich zo naar, zo verdrietig en angstig. Was dit wat God bedoelde, mochten ze daarom niet van die boom eten?
En nu had ze het toch gedaan.
“Adam, Adam”, riep Eva. Hij moest ook van die vrucht eten, dan zou Adam ook hetzelfde voelen als zij.
“Adam, kijk eens wat een heerlijke vrucht, proef maar”. Adam nam de vrucht en hapte er in.
Toen keken ze elkaar aan en ze zagen de angst en het verdriet in elkanders ogen.
Het leek wel of alles anders was geworden, al het mooie was voorbij. Ze renden weg en verstopten zich tussen de struiken, want ze waren bang om God te ontmoeten.

“Adam, Adam, waar ben je?”
Dat was de stem van God, die bij het vallen van de avond door de
hof wandelde en het fijn vond om weer even met Adam en Eva te praten.
Maar zij hadden zich verstopt en heel angstig antwoordde Adam God: “Hier ben ik Heer”.
“Waarom hebben jullie je verstopt?” vroeg God, “Heb je soms gegeten van de boom van kennis van goed en kwaad? ”
Ja Heer, maar het is de schuld van die vrouw die U mij hebt gegeven, van Eva, zij heeft mij die appel gegeven.”
“Nee Heer”, zei Eva, het is de schuld van de slang, Hij heeft gezegd dat ik van die vrucht moest eten”.
Zo gaven Adam en Eva een ander de schuld van het verkeerde dat ze zelf hadden gedaan.

God werd heel verdrietig, dit had Hij niet gewild. Nu konden Adam en Eva niet meer heel dicht bij Hem blijven, want dat zouden ze niet eens kunnen verdragen.
Want God was alleen maar licht en liefde, daar paste geen duisternis en kwaad bij.
Voor straf mochten Adam en Eva niet meer in het Paradijs blijven wonen.
God stuurde hen weg de wijde woeste wereld in.
Maar Hij beloofde wel iets heel moois, want God liet zijn kinderen niet alleen, ook al hadden ze kwaad gedaan. Hij bleef van hen houden en voor hen zorgen.
Zo gingen Adam en Eva weg uit het Paradijs, maar eerst maakte God nog warme kleren voor hen van dierenhuiden, zodat ze het niet koud zouden hebben.
Hij beloofde hen dat ze kinderen zouden krijgen en dat er eens IEMAND geboren zou worden, die al het kwaad, dat nu in de wereld gekomen was, zou overwinnen. Daar zou God voor zorgen, dat was het plan van God.
Eens zouden de mensen weer in vrede en liefde met elkaar kunnen leven, net als Adam en Eva in het Paradijs.
Die belofte van God maakten Adam en Eva toch weer blij.
Er was hoop, het zou niet altijd zo blijven, zoals het nu was.
Ze begrepen dat God hen niet alleen liet, dat Hij van hen zou blijven houden en voor hen zorgen.
Ook al zou er pijn en verdriet in de wereld zijn, ze zouden nooit alleen zijn.
God zou er altijd zijn om hen te helpen en te troosten, zoals een Vader er altijd is voor Zijn kinderen.

Zo is God er nog steeds, ook nu.
Hij woont in de Hemel en later als wij sterven, dan mogen ook wij bij Hem in de Hemel komen. God heeft beloofd dat Hij alle dingen weer nieuw en goed zal maken. En wat God belooft, dat doet Hij altijd! Daar mag je op vertrouwen.
Je mag heel zeker weten, dat God Zijn kinderen nooit alleen laat, ook jou niet, wat er ook gebeurt.

HERFST IN HET BOS

Zie jij ook de blaadjes vallen
van de bomen in het bos?
Ze duikelen en ze dwarrelen,
landen in het zachte mos.

Ze dansen en ze zweven
gedragen door de wind
ze spelen en ze lachen
zo gelukkig als een kind.

De bomen, stoer en sterk
wuiven hen na tot aan de grond
ze wachten een winter lang
totdat de lente komt.

Dan ontstaan weer groene knopjes
aan hun takken, nu zo kaal
daaruit groeien weer nieuwe blaadjes
zo gaat het met ons allemaal.

Na regen komt weer zonneschijn
na de nacht komt weer een dag
na de winter komt de lente
na een traan volgt weer een lach.

Ook al wisselen de seizoenen
of je nu blij bent of je hebt verdriet
God blijft steeds van je houden
Hij verandert niet!

ALLE DIEREN MOGEN KOMEN

Jouw hamster en je cavia
je hond en je konijn
zijn allemaal gemaakt door God
Hij wilde graag hun Schepper zijn.

De leeuw, het lam en ook de slang
ze speelden in het Paradijs
maar door de zonden van de mens
raakten ook de dieren van de wijs.

Ze leven nu soms als kat en hond
en vechten met elkaar
maar eenmaal zal het anders zijn
dan loopt niemand meer gevaar.

Een baby zal dan spelen
met een hele sterke beer
een lammetje zal bij hen grazen
en de slang bijt hen niet meer.

Dus ook jouw cavia en je hond
je poes en je konijn, alle dieren
die God met zoveel liefde heeft gemaakt
mogen later bij Hem in de Hemel zijn.